Risico- en beschermende factoren voor pesten
Wanneer zijn kinderen kwetsbaar om gepest te worden en hoe kunnen we risico- en beschermende factoren beïnvloeden om pesten te verminderen? Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan pesten. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen factoren op groepsniveau en op kindniveau.
Groepskenmerken
Pesten komt het meest voor in groepen waar een negatieve of onveilige sfeer heerst en waar kinderen elkaar minder goed kennen en vertrouwen. Ook als veel kinderen en volwassenen pesten normaal vinden, komt het meer voor. Pesten kan verminderd worden als kinderen zich verantwoordelijk voelen voor elkaar, positieve omgangsvormen belangrijk vinden, vaardigheden hebben om op positieve wijze met elkaar om te gaan en elkaar willen helpen en steunen.
Lees meer over een negatieve groepsnorm.
Kenmerken van de gepeste
Kinderen die gepest worden zijn vaak minder goed in sociaal contact. Er zijn een aantal belangrijke onderliggende factoren die hieraan bijdragen:
- Sociale relaties: Kinderen die gepest worden, hebben vaak een zwakkere sociale positie in de groep. Zij worden minder aardig gevonden door veel kinderen in de klas, hebben minder vrienden en voelen zich vaker eenzaam. Hierdoor zijn zij een makkelijk doelwit voor pesters en missen een vangnet om met het pesten om te gaan.
- Emotionele competentie: Ze hebben vaak meer moeite hun eigen emoties te begrijpen en te reguleren. Hierdoor reageren zij sterker op pestsituaties, wat als een beloning kan werken voor de pester.
- Sociale cognitie: Kinderen die gepest worden zien vaak meer negatieve signalen in hun omgeving en voelen zich sneller afgewezen. Daardoor kunnen ze in sociale interacties gespannen, angstig, of afwijzend reageren, waardoor ze opnieuw in negatieve situaties komen. Het kan ook zijn dat ze hierdoor onterecht denken dat ze gepest worden.
- Communicatieve vaardigheden: kinderen die gepest worden hebben vaker moeite om zichzelf goed te uiten door middel van taal of om anderen goed te begrijpen. Door miscommunicatie kunnen deze kinderen sociaal onhandig reageren, waardoor zij een doelwit worden voor pesters. Ook voelen ze zich sneller aangevallen.
- Sociale vaardigheden: Kinderen die minder prosociaal gedrag laten zien, hebben meer kans om gepest te worden. Kinderen die bijvoorbeeld goed kunnen onderhandelen, anderen helpen en steunen, zijn minder vaak het doelwit van pesters.
- Geslacht: De meeste onderzoeken vinden geen verschillen in de manier waarop jongens en meisjes worden gepest. Wel zijn jongens vaker het slachtoffer van verbaal of fysiek pesten. Ook worden ze vaker gepest als ze fysiek zwakker zijn. Meisjes zijn weer vaker het slachtoffer van sociaal pesten zoals roddelen en sociale uitsluiting.
Achter deze kenmerken kunnen ook ontwikkelings- of gedragsstoornissen liggen, zoals een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) of ADHD. Ook mensen met een verstandelijke beperking zijn kwetsbaarder voor pesten. Wil je hier meer over lezen? Kijk op de pagina's over autisme, ADHD en licht verstandelijke beperkte jeugd.
Kenmerken van de pester
- Sociale positie: Pesters hebben vaak een goede sociale positie, ze zijn vaak zelfs populair. Toch worden ze niet altijd aardig gevonden door andere kinderen. Kinderen die pesten, willen graag hun sociale positie versterken door anderen te kleineren.
- Sociale cognitie ontwikkeling: Bij de pester is er een negatieve bedoeling om anderen pijn te doen. Maar het is mogelijk dat pestende kinderen niet of nog niet door hebben wat het effect is van hun gedrag. Jonge kinderen hebben nog moeite zich in te leven in anderen waardoor een kind onbedoeld pestgedrag kan laten zien.
- Sociale cognitie: Het kan ook zijn dat kinderen pesten omdat zij zich aangevallen voelen door anderen. Kinderen die sneller agressief reageren, ervaren vaak meer negatieve signalen in sociale interacties, waardoor zij ook negatief op anderen reageren.
- Empathie: Kinderen die pesten hebben soms moeite zich in te leven in de emoties van anderen. Als kinderen bij anderen pijn ervaren, werkt dit vaak als een rem op negatief gedrag. Maar kinderen die zich niet goed in kunnen leven in de ander, hebben eerder de neiging om door te gaan met pestgedrag.
Achter deze kenmerken kunnen ook ontwikkelings- of gedragsstoornissen liggen, zoals ADHD, ODD of depressie. Of er kan sprake zijn van trauma- of hechtingsproblematiek. Wil je hier meer over lezen? Kijk op de pagina's over ADHD, depressie, hechting en hechtingsproblemen.
Kenmerken omgeving van de pester
Thuissituatie
Pesten kan een imitatie zijn van de agressie die kinderen thuis ervaren. Daarnaast wordt de kans dat kinderen gaan pesten groter als ouders weinig bij hen betrokken zijn, hen afwijzen en verwaarlozen of te weinig toezicht houden.
Sociale context
Als kinderen een nieuwe groep moeten vormen, is er vaak een toename in pesten. Bij de overgang naar de middelbare school wordt bijvoorbeeld een piek gezien in pesten door de sociale hiërarchie die moet worden bepaald.
De gepeste pester
Sommige kinderen worden niet alleen gepest, maar pesten zelf ook anderen. Dit is vervolgens weer een risicofactor waardoor zij extra gepest kunnen worden. Deze zogeheten bully-victims hebben vaak de meeste problemen op sociaal en emotioneel gebied. Ook hebben ze vaker een slechte sociale positie.
Bully-victims pesten om anderen terug te pakken, omdat ze zich aangevallen voelen of moeite hebben emoties te reguleren. Doordat kinderen zelf ook pesten, worden zij door anderen minder als slachtoffer gezien. Daardoor ontvangen ze minder steun, terwijl zij vaak de meeste negatieve gevolgen van pesten ervaren. Het is belangrijk deze groep kinderen te herkennen en te ondersteunen om pesten te beperken.
Verschillende redenen van pesten vragen ook om verschillende reacties erop. Lees meer over hoe je op pesten kunt reageren.
Bronnen
- Benedict, F. T., Vivier, P. M., & Gjelsvik, A. (2014). Mental health and bullying in the United States among children aged 6 tot 17 years. Journal of Interpersonal Violence, 30(5).
- Cook, C. R., Williams, K. R., Guerra, N. G., Kim, T. E., & Sadek, S. (2010). Predictors of bullying and victimization in childhood and adolescence: A meta-analytic investigation. School Psychology Quarterly, 25, 65-83.
- Camodeca, M., & Goossens, F. (2005). Aggression, social cognitions, anger and sadness in bullies and victims. Journal of Child Psychology and Psychiatry and Allied Disciplines, 46(2), 186-197.
- Eisenberg, N., Sadovsky, A., & Spinrad, T. L. (2005). Associations of emotion-related regulation with language skills, emotion knowledge, and academic outcomes. New directions for Child and Adolescent Development, 109, 109-118.
- Griffin, R.S. & Gross, A.M. (2004). Childhood bullying: Current empirical findings and future directions for research. Aggression and Violent Behavior, 9, 379-400.
- Humphrey, N. & Hebron, J. (2014). Bullying of children and adolescents with autism spectrum conditions: A 'state of the field' review. International journal of inclusive education, 19 (8).
- Huitsing, G., Snijders, T. A. B., Van Duijn, M. A. J., & Veenstra, R. (2014). Victims, bullies, and their defenders: A longitudinal study of the co-evolution of positive and negative networks. Development and Psychopathology, 26, 645-659.
- Olthof, T., Goossens, F. A., Vermande, M. M., Aleva, E.A., & Van der Meulen, M. (2011). Bullying as strategic behavior: Relations with desired and acquired dominance in the peer group. Journal of School Psychology, 49, 339-359.
- Olweus, D. (2013). School bullying: Development and some important challenges. Annual Review of Clinical Psychology, 9, 751-80.
- Schwartz, D., Dodge, K. A., Coie, J. D., Hubbard, J. A., Cillessen, A. H., Lemerise, E. A., & Bateman, H. (1998). Social-cognitive and behavioral correlates of aggression and victimization in boys' play groups. Journal of Abnormal Child Psychology, 26, 431–440.
- Unnever, J. D. & Cornell, D. W. (2003). Bullying, self-control, and ADHD. Journal of interpersonal violence, 18(2). 129-147. DOI: 10.1177/0886260502238731
- Van den Bedem, N. P., Dockrell, J. E., Van Alphen, P. M., Kalicharan, S. V., & Rieffe, C. (2018). Victimization, Bullying, and Emotional Competence: Longitudinal Associations in (pre) Adolescents with and without Developmental Language Disorder. Journal of speech language and Hearing Research 61, 2028-2044. doi: 10.1044/2018_JSLHR-L-17-0429.
Lees ook
-
Wanneer ben ik aan het pesten?
Wanneer ben ik aan het pesten?Voor wieJongerenHoe kun je weten of je iemand aan het pesten bent? En wat kun je doen als pester om ermee te stoppen? Lees de tips op deze pagina
-
Mijn kind pest
Mijn kind pestVoor wieOudersLees meer over wat jij als ouder allemaal kunt doen als je erachter komt dat je kind andere kinderen pest.
-
Sociaal en veilig klimaat in de groep creëren
Sociaal en veilig klimaat in de groep creërenVoor wieProfessionalsAls professional in de wijk, een vrijetijdsvoorziening of op school kun je de sfeer in de groep beïnvloeden. Hoe zorg je voor een fijne sfeer?
-
Leerlingen en ouders betrekken bij een sociaal veilig klimaat
Leerlingen en ouders betrekken bij een sociaal veilig klimaatVoor wieBeleidsmakersHoe betrek je als beleidsmaker in het onderwijs ouders en leerlingen bij een sociaal veilig klimaat op school?