Kind 6-12 | Motorische ontwikkeling: steeds meer vanzelf bewegen

Hoe ouder kinderen worden, hoe meer ze leren bewegen. De kleine bewegingen worden steeds preciezer. En ook grote bewegingen gaan makkelijker. Bewegen gaat steeds beter en meer vanzelf. Ook blijft je kind nieuwe dingen leren. Hoe ondersteun je je kind hierbij? 

Leren bewegen

Veel kinderen beginnen of oefenen op deze leeftijd verder met nieuwe dingen in beweging. Dit gaat om de grove motoriek, zoals fietsen en zwemmen. Maar ook de fijne motoriek, zoals schrijven en typen. 

Kinderen leren op allerlei verschillende plekken bewegen. Binnen in huis, maar bijvoorbeeld ook op de kinderopvang, op school en tijdens het buitenspelen. Op deze leeftijd zijn kinderen meer gewend om verschillende bewegingen vaker te maken. Dat maakt het makkelijker om nieuwe bewegingen aan te leren. Maar de snelheid waarin ze leren, blijft voor ieder kind anders. Sommige kinderen zijn sneller of handiger dan anderen. Dit heeft ook te maken met leeftijd, geslacht, lengte en bouw. 

Bewegen op school 

Op school bewegen kinderen tijdens gym. Ze oefenen verschillende grote bewegingen, zoals klimmen, rennen en springen. Ook proberen ze allerlei sporten, zoals tennis en voetbal. Ook kleinere bewegingen oefenen kinderen op school. In groep drie beginnen ze met leren schrijven. Soms leren ze typen, als ze op school laptops gebruiken.  

Bewegen tijdens het spelen 

Spelen met andere kinderen helpt bij het ontwikkelen van de motoriek. Het helpt als kinderen in een omgeving zijn waar ze veel buiten kunnen bewegen. Zoals een wijk met speeltuinen en trapveldjes, en met weinig autoverkeer. Maar het is ook fijn spelen op de stoep voor het huis, een woonerf in de buurt of in een tuin.

Kinderen kunnen ook op plekken terecht waar beweegactiviteiten worden georganiseerd. Bijvoorbeeld op het terrein van sportverenigingen, of bij een buurtcentrum.  Denk daarbij aan vriendschappelijke voetbalpartijtjes of streetdanceworkshops voor kinderen.   

Waarom is bewegen belangrijk? 

Sport en beweging helpen kinderen om zich te ontwikkelen. Ze ontwikkelen zich door vrij te bewegen en samen met leeftijdsgenoten te spelen. Bewegen is ook geestelijk gezond. Kinderen kunnen er hun energie in kwijt. Ze kunnen meer zelfvertrouwen krijgen in wat ze kunnen, als ze meer bewegen. Kinderen leren ook omgaan met hun groeiende lijf als ze regelmatig bewegen. Ook helpt beweging om overgewicht te voorkomen.  

Hoe kun je je kind helpen als bewegen lastig gaat? 

Het kan moeilijk zijn voor kinderen als bewegen lastig gaat. Ze kunnen dan minder goed meedoen aan sport of buitenspelletjes met andere kinderen. Hierdoor kunnen ze minder gaan buitenspelen. Of ze gaan dit minder leuk vinden, en daardoor ook minder bewegen. Hierdoor blijft het ook lastig voor ze. Maar met elke beweging die kinderen maken, oefenen ze die ook. Door elke dag in ieder geval wat te bewegen, worden ze er dus al langzaam beter in. Het is daarom belangrijk dat kinderen op jonge leeftijd regelmatig bewegen, op welke manier dan ook. 

Samen bewegen 

Als ouder kun je je kind helpen om bewegen leuker te maken. En om het zelfvertrouwen te laten groeien. Dit doe je door samen veel te doen: 

  • Beweeg veel samen op manieren die je kind al wel goed kan.
  • Probeer stapje voor stapje nieuwe dingen uit die je kind moeilijker vindt. Bijvoorbeeld eerst leren om op de fiets te balanceren, voor je los gaat fietsen. 
  • Doe de nieuwe bewegingen vaker samen en geef veel complimenten. Doe het nog eens voor als het je kind niet lukt. Probeer het daarna nog eens, of verdeel de beweging in kleinere stapjes om achter elkaar te doen.
  • Wissel het leren van nieuwe dingen af met activiteiten die je kind al goed kan en leuk vindt om te doen. 

Als je kind lichamelijk meer kan en hier meer vertrouwen in krijgt, zal het ook eerder moeilijkere dingen proberen. Zoals klimmen. Of iets wat helemaal nieuw voor ze is, zoals een sport. Omdat ze hierin blijven leren, kan ook hun zelfvertrouwen blijven groeien. Lichamelijk actief zijn op jonge leeftijd vergroot ook de kans dat kinderen later in hun leven lichamelijk actief blijven. 

Gevaren herkennen 

Je kind gaat steeds meer bewegen en uitproberen. Het wordt zelfstandiger en gaat meer dingen zelf doen. Net als kleuters vinden kinderen het op deze leeftijd leuk om risico's te nemen bij het spelen, vooral buiten. Het verschil is dat ze inmiddels al wat beter gevaren kunnen herkennen. Toch blijft het nog steeds belangrijk je kind hierin te begeleiden, en een balans te vinden tussen beschermen en vrijheid geven.  

Net als bij wat jongere kinderen is het dus belangrijk om grenzen te stellen. Doe dit bij activiteiten die te gevaarlijk zijn en die je kind nog niet kan overzien. Ook het belangrijk om je kind tegelijkertijd de ruimte te geven om nieuwe of moeilijke dingen in beweging uit te proberen. Ga af en toe met je kind mee naar buiten en doe samen dingen. Zo leer je in te schatten wat je kind al wel alleen kan en wat nog te moeilijk is. 

Kijk op KinderVeiligheidNL voor meer informatie over de veiligheid van je groeiende kind. 

Hoe stimuleer je de motorische ontwikkeling bij je kind?

Je kunt verschillende bewegingen samen met je kind oefenen: 

Je kunt thuis samen het schrijven oefenen. Moedig je kind aan om verhaaltjes te schrijven, of maak samen een kaartje. Laat je kind het proberen met verschillende materialen, zoals pennen, kleurpotloden en krijtjes. 

Ook typen kun je oefenen met je kind, gewoon door het voor te doen en daarna samen te doen. Je kunt ook kijken of er in de buurt typecursussen worden aangeboden. Deze heb je ook veel online. 

Je kunt je kind ook op allerlei manieren helpen om meer in beweging te komen en zo de grote bewegingen verder te oefenen: 

  • Ga samen kijken bij een sportclub om te ontdekken wat je kind leuk vindt. Als lid worden te duur is, kijk dan hoe je gemeente kan helpen. Vaak kan de gemeente een deel van de kosten betalen.
  • Kijk samen met je kind in de buurt waar veel kinderen samenkomen.  Zo kan je kind samen met buurtgenootjes buiten spelen. Dat is ook een makkelijke manier om andere kinderen te leren kennen.
  • Ook in allerlei dagelijkse dingen kan je kind bewegen. Zoals lopen of fietsen naar school, of de hond uitlaten. Dat kun je ook af en toe samen doen. 

Je kunt ook samen met je kind buitenspelen. Je kind oefent de bewegingen op een leuke manier door spelletjes in beweging te doen, samen met jou. Veel leuke ideeën daarvoor vind je op Allesoversport.nl 

Lichamelijke veranderingen door de prepuberteit 

De puberteit begint niet voor elk kind op hetzelfde moment. Vanaf ongeveer 10 jaar komen sommige kinderen in de prepuberteit. In deze periode zijn er al veranderingen in het lichaam bezig. Maar van buitenaf is dit nog niet zo goed te zien als tijdens de puberteit. Het verschilt ook tussen jongens en meisjes.  

Zo gaan veel kinderen vanaf deze leeftijd al meer zweten. Bij meisjes kunnen schaamhaar en borsten groeien. Meisjes kunnen ongeveer vanaf hun 10e voor het eerst ongesteld worden. Bij jongens kunnen de zaadballen gaan groeien. Ook kunnen ze kan de baard in de keel krijgen. Bij sommige kinderen begint dit later, en iets eerder kan soms ook, gemiddeld tussen de leeftijd van 9 en 13 jaar. 

Kinderen kunnen zich hierover onzeker voelen. Ook als de veranderingen nog klein zijn. Dat is normaal. Praat er met je kind over als je merkt dat je kind het lastig vindt. Leg uit dat deze veranderingen erbij horen en niet raar zijn. En dat het per kind verschilt hoe snel er iets aan hun lichaam verandert. 

Lees meer over de lichamelijke veranderingen op deze leeftijd en tips om je kind te ondersteunen in de GroeiGids. 

Vragen over de lichamelijke ontwikkeling van je kind 

Als je je zorgen maakt over de lichamelijke ontwikkeling van je kind kan het fijn zijn om met andere ouders te praten. Je hoort dan hoe de lichamelijke ontwikkeling bij andere kinderen gaat. 

Ook kun je voor hulp of vragen terecht bij de jeugdarts. Ook als je denkt dat de ontwikkeling van je kind afwijkt of achterloopt en het hier last van heeft. Je kunt via de school van je kind een afspraak maken met de jeugdarts. Deze kan je doorverwijzen naar een kinderfysiotherapeut, ergotherapeut, kinderoefentherapeut, de huisarts of een specialist. Je kunt met vragen ook altijd naar de huisarts gaan.