A301: Problemen met de competentiebeleving

Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:

  • As A: Psychosociaal functioneren jeugdige
  • A300: Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling) en identiteit(sontwikkeling)

Kenmerken

Zelfwaardering is een relevant psychologisch verschijnsel en belangrijk voor hoe jeugdigen zich voelen en de wijze waarop ze zich gedragen. Bij problemen in de competentiebeleving is sprake van een te lage of te hoge zelfwaardering en van gering of te veel zelfvertrouwen. In beide gevallen is de beleving van de eigen competentie(s) niet reëel: de jeugdige heeft geen of onvoldoende zicht op zijn eigen mogelijkheden. Het kan hier een globale zelfwaardering betreffen als ook een zelfwaardering aangaande een specifiek(e) dimensie/subgebied. De dimensies/subgebieden (bijvoorbeeld sportieve vaardigheden, sociale acceptatie, uiterlijk of schoolvaardigheden) spelen een verschillende rol per leeftijdscategorie.

Subtypes en/of specificaties

Te lage zelfwaardering

Een te lage zelfwaardering uit zich vooral in onaangepastheid wat interpersoonlijke relaties betreft. Andere kenmerken zijn:

  • verlegenheid
  • afstandelijkheid
  • isolement
  • achterdochtigheid
  • gevoeligheid voor kritiek
  • zich gauw bedreigd en tekortgedaan voelen.

Een te lage zelfwaardering gaat vaak samen met:

  • onzekerheid (twijfel over eigen uiterlijk, twijfel over eigen competenties, twijfel of je door anderen leuk gevonden wordt, twijfel of je iets goed hebt gedaan)
  • faalangst (moeilijk nieuwe dingen uitproberen / vermijden van nieuwe dingen, bang zijn dat iets niet lukt)
  • ontevredenheid (prikkelbare stemming, aangeven liever iemand anders te willen zijn, iets anders te willen doen of hebben)
  • pessimisme ('alles wat ik doe, loopt verkeerd af')
  • weinig zelfvertrouwen ('anderen doen het altijd beter', 'anderen zien er leuker uit', minder makkelijk nieuwe vrienden maken).

Te hoge zelfwaardering

Een irreëel hoge zelfwaardering kan zich uiten in min of meer het tegenovergestelde gedrag als in bovenstaande voorbeelden beschreven. Het gaat dan voornamelijk om het overschatten van de eigen competenties. Regelmatig is hier sprake van een verhulde zelfonderschatting en minderwaardigheidsgevoelens.

Culturele, leeftijds- en seksespecifieke kenmerken en verloop

Zowel bij Turkse als bij Marokkaanse jeugdigen hangen identificatie met de eigen etnische groep en verbondenheid met de eigen familie samen met een positieve zelfwaardering. Discriminatie door leeftijdsgenoten en discrepanties tussen ouders en kinderen in opvattingen over de Nederlandse cultuur dragen bij aan een negatieve zelfwaardering (De Wit, Slot & Van Aken, 2004).

Kinderen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar kunnen nog geen oordeel over zichzelf geven in termen van globale zelfwaardering (verbaal). Er is wel sprake van zelfwaardering; dit uit zich in gedrag (Harter, 1990).

Een lage zelfwaardering kan leiden tot (Angenent, 2004):

  • vervreemding van normen en gebruiken die men in verband brengt met de lage zelfwaardering
  • vervreemding van instituten, groepen en personen die men voor de lage zelfwaardering verantwoordelijk acht of van contact waarbij men geen aanvaardbaar niveau van zelfwaardering heeft kunnen realiseren.

Vervreemding kan leiden tot (Angenent, 2004):

  • vermijdingsgedrag: de neiging ontstaat om een andere identiteit (zelfbeeld) te zoeken door de zaken op een andere manier op een rijtje te zetten, zich andere normen en gebruiken eigen te maken en ervaringen te zoeken die tot meer zelfwaardering leiden
  • ontsnappingsgedrag: men neemt afstand van de genoemde instituten, groepen en personen en gaat deze ontlopen. Daarbij zoekt men sociale contacten van wie men verwacht en hoopt dat ze kunnen bijdragen aan verhoging van de zelfwaardering.