Hoe kunnen psychologische processen leiden tot polarisatie?
Polarisatie betekent dat er groeiende tegenstellingen zijn tussen groepen mensen. Bij polarisatie spelen bepaalde psychologische processen een rol. Zoals hoe mensen naar andere mensen kijken. En hoe ze bepaalde vooroordelen hebben over groepen mensen waar ze zelf niet bij horen. Op deze pagina lees je meer over deze psychologische processen.
Mensen indelen in groepen
Categoriseren
Alles wat mensen zien, delen ze in groepen in. Dit heet categoriseren. Als we bijvoorbeeld een auto op straat zien, weten we meteen of het een grote, kleine, dure, snelle of oude auto is. Dit zorgt ervoor dat we de wereld om ons heen snel kunnen scannen en de situatie vlug kunnen begrijpen. Bij het categoriseren maken onze hersenen meteen associaties. We hebben bijvoorbeeld andere associaties bij een grote dan bij een kleine auto. Associaties met een grote auto kunnen bijvoorbeeld rijkdom en luxe zijn, maar ook milieuvervuiling.
Classificeren
Als mensen iets zien, classificeren ze dat vaak ook. Dit betekent dat ze een indeling maken op basis van de waarde die ze eraan geven. Een grote auto heeft bijvoorbeeld vaak meer status dan een kleine auto.
Categoriseren en associëren bij mensen
Ook als we andere mensen zien, verdelen onze hersenen ze razendsnel in groepen in. Dat heet sociale categorisatie. Dat doen we op basis van kenmerken die we kunnen zien. Bijvoorbeeld leeftijd, huidskleur, kleding en geslacht. Vervolgens heb je meteen associaties bij iemand. Als je bijvoorbeeld iemand ziet rijden in een dure auto, dan kun je denken dat deze persoon rijk is. Dat is een associatie. Vaak corrigeert je brein deze associatie ook weer snel. Je hebt dan door dat de associatie niet waar hoeft te zijn. Toch hebben associaties vaak onbewust wel invloed op wat we doen. Bijvoorbeeld in de toon hoe je iemand aanspreekt. Dat heeft vaak te maken met het beeld dat je van iemand hebt. Een ouder persoon spreek je anders aan dan een jongere. Daar sta je meestal niet bewust bij stil.
Vooroordelen en stereotypen
Vooroordelen
Negatieve associaties over groepen mensen heten vooroordelen. Vooroordelen hebben als gevolg dat iemand minder waardering heeft voor een bepaalde groep. Ook is er een zekere mate van afkeer. Er bestaan impliciete en expliciete vooroordelen.
Impliciete vooroordelen
Impliciete vooroordelen zijn onbewust. Mensen weten vaak niet dat ze die negatieve associaties over andere mensen hebben. Maar ze kunnen wel invloed hebben op wat ze doen.
Expliciete vooroordelen
Expliciete vooroordelen zijn bewuste vooroordelen die iemand heeft over een andere groep. Je bent dan bewust negatief over mensen van een andere groep. Zoals negatief denken over mensen met een andere afkomst. Dat zijn racistische denkbeelden. Ook kun je negatief denken over mensen die sociaal-economisch tot een andere groep horen. Je leest hier meer over op de pagina over de oorzaken van polarisatie tekst.
Stereotypen
Stereotypen zijn meerdere vooroordelen die samen het beeld vormen van een groep. Als je iemand ziet, worden stereotypen actief in je brein. Je brein deelt de persoon in een groep in, met de kenmerken van dat stereotype. Dit stereotyperen is een makkelijke manier om snel een oordeel te vormen over een ander.
Het probleem met stereotypen is dat het een versimpelde weergave is van een persoon. Niemand voldoet helemaal aan een stereotype. Ieder mens heeft meer kanten dan de kenmerken van een stereotype. Bovendien is een stereotype vaak verbonden met een oordeel. Hierdoor beoordeel je iemand zonder dat je deze persoon goed kent. Stereotypen zijn hardnekkig. En net als bij vooroordelen zijn stereotypen vaak impliciet, onbewust aanwezig.
Discriminatie door vooroordelen en stereotypen
Vooroordelen en stereotypen kunnen leiden tot bewuste of onbewuste discriminatie. Mensen worden dan anders behandeld, achtergesteld of uitgesloten vanwege bepaalde persoonskenmerken. Zoals geloof, huidskleur, leeftijd of geslacht. Discriminatie is verboden en strafbaar. Lees meer over discriminatie.
Ingroup en outgroup
Mensen maken beelden van groepen om te bepalen waar ze bij horen. Wie is hetzelfde als ik? Wie niet? Bij wie voel ik me op mijn plek? De groep waar je bij hoort, heet de ingroup. De groep met anderen is de outgroup.
Iedereen heeft meerdere ingroups
Bij een groep horen draagt bij aan een positieve identiteit. Het is fijn je ergens thuis te voelen. Iedereen hoort bij veel verschillende groepen. Je kunt moeder, Nederlander, boerin, voetbalsupporter en vrijwilliger bij de voedselbank tegelijk zijn. Bij welke ingroup je hoort, is afhankelijk van de situatie. In Nederland sta je er niet per se bij stil dat je Nederlander bent. Maar als je in het buitenland Nederlanders tegenkomt, kan dat een band scheppen. In het buitenland is de groep Nederlanders dus relevanter dan in Nederland.
Eigen groep bevoordelen
Veel mensen hebben de neiging om mensen uit de eigen groep te bevoordelen. Dat heet ingroup-favoritism. Dit gebeurt ook als mensen willekeurig in groepen worden verdeeld, bijvoorbeeld door loting. Ze geven hun groepsleden dan meer voordelen dan leden van de andere groep. Ook als dit mensen zijn, die ze vooraf helemaal niet kennen.
Negatieve kijk op de outgroup
Aan de andere kant hebben mensen vaak een minder positief beeld van de outgroup. Mensen die bij de outgroup horen, worden vaak als 'hetzelfde' gezien. Dit heet outgroup-homogeniteit. Mensen overdrijven vaak de overeenkomsten tussen mensen van de outgroup, terwijl ze bij de mensen van de ingroup juist de verschillen overdrijven. Dat betekent dat ze binnen de eigen groep heel veel verschillende en unieke mensen zien. Maar de groep met anderen zijn allemaal dezelfde type mensen.
Stereotypen over de outgroup
Een negatieve kijk wordt versterkt door stereotypen die mensen hebben over de outgroup. Als er minder contact is met de outgroup, houd je vast aan de stereotypen die je hebt van deze mensen. Als er geen contact is met anderen uit die groep, is er ook minder mogelijkheid om dit beeld te veranderen.
Fundamentele attributiefout
Mensen hebben de neiging om fouten van een ander toe te schrijven aan diens persoonlijke kenmerken. Terwijl ze een fout van zichzelf vaak toeschrijven aan de situatie. Als jijzelf bijvoorbeeld te laat komt, weet je dat komt door de file. Maar als iemand anders te laat komt, zijn mensen eerder geneigd om te denken dat deze persoon lui is en er niet alles aan gedaan heeft om op tijd te komen. Bij anderen wordt te weinig rekening gehouden met de invloed van de situatie op hun gedrag. Dit heet de fundamentele attributiefout.
Dit werkt nog sterker voor mensen van de outgroup. Negatief gedrag van mensen die niet bij jouw groep horen, wordt gekoppeld aan de persoonskenmerken van die groep. Er wordt minder rekening mee gehouden met de situatie waarin het negatieve gedrag is ontstaan. Dit zorgt voor een negatiever beeld van die groep.
Polarisatie en ingroup tegenover outgroup
Polarisatie gaat over wij-zij denken. Mensen gaan de tegenstellingen tussen de ingroup en de outgroup vergroten. Mensen hebben nou eenmaal vooroordelen en stereotypen over anderen. Bij polarisatie worden vooral deze vooroordelen aangesproken. Polarisatie wordt namelijk vooral gevoed door emoties. Feiten spelen een veel minder belangrijke rol.
Bronnen
Vernieuwd: de handreiking antidiscriminatiebeleid voor gemeenten (Movisie.nl)
Jones, E.E. & Harris, V.A. (1967). The attribution of attitudes. Journal of Experimental Social Psychology, nummer 3, pagina 1-24.
Park, B. en Rothbarth, M. (1982). Perception of out-group homogeneity and levels of social categorization: Memory for the subordinate attributes of in-group and out-group members. Journal of Personality and Social Psychology, jaargan 42, nummer 6, pagina 1051-1068.
Tajfel, H. and Turner, J.C. (1986) The Social Identity Theory of Intergroup Behavior. In: Worchel, S. and Austin, W.G., Eds., Psychology of Intergroup Relation, Hall Publishers, pagina 7-24.
Tajfel, H., Flament, C., Billig, M.G. en Bundy, R.F. (1971). Social categorization and intergroup behaviour. European Journal of Social Psychology, jaargang 1, nummer 2, pagina 149-178.
Turner, J.C., Hogg, M.A., Oakes, P.J., Reicher, S.D. en Wetherell, M.S. (1987). Rediscovering the Social Group: A Self-Categorization Theory. Oxford & New York: Basil Blackwell.
Lees ook
-
Hoe ga ik om met jongeren die geen vertrouwen hebben in de overheid?
Wat als jongeren geen vertrouwen hebben in de overheid?Voor wieProfessionalsHet vertrouwen van jongeren in de overheid lijkt af te nemen. Hoe kun je daar mee omgaan?
-
Hoe ga ik om met botsende groepen jongeren?
Hoe ga ik om met botsende groepen jongeren?Voor wieProfessionalsAls professional kun je te maken krijgen met polarisatie onder jongeren. Hoe verbind je groepen jongeren die tegenover elkaar staan?
-
Polarisatie voorkomen door het verbinden van groepen jongeren
Polarisatie voorkomen door het verbinden van groepen jongerenVoor wieBeleidsmakersOm ongewenste polarisatie tussen groepen in je gemeente te voorkomen, is het belangrijk om in rustige tijden te investeren in de onderlinge contacten.
-
Welke rol kan de gemeente pakken bij polarisatie?
Welke rol kan de gemeente pakken bij polarisatie?Voor wieBeleidsmakersWat kun je als gemeente doen bij het signaleren, voorkomen en tegengaan van ongewenste polarisatie?