Zicht op welbevinden van jongeren

Voordat je je als beleidsmaker op het gebied van jeugdbeleid, jeugdgezondheidszorg of onderwijs richt op het welbevinden van jongeren, is het belangrijk om te weten hoe het nu met jongeren in jouw gemeente, wijk of school gaat. Welke onderzoeksgegevens zijn hierover beschikbaar? En wat zeggen jongeren zelf? Die informatie is de basis om samen met uitvoeringspartners tot een gezamenlijke ambitie en aanpak te komen. 

Waar begin je?

Een succesvolle samenwerking start met een sterk en gedeeld besef en urgentiegevoel om het welbevinden van jongeren te willen versterken. Hiervoor heb je alle partners uit de leefdomeinen van jongeren nodig. Denk hierbij aan de partners thuis, zoals de jongeren zelf, hun ouders en medeopvoeders, maar ook de opvang, school, stage of werk én de vrije tijd.

Als dat besef bij alle partners leeft, is het een logische vervolgstap om gezamenlijk de vraag: 'Hoe staat het met het welbevinden van kinderen en jongeren?' te stellen. Wat zeggen de jongeren zelf over hoe het met hen gaat? Wat geven zij aan nodig te hebben? Wat zeggen de cijfers? Daarmee ontstaat een completer beeld en kan het gezamenlijke gesprek de verschillende gegevens helpen verklaren. De tool Samen in gesprek over cijfers kan helpen bij zo'n gesprek.

Gebruik van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens over welbevinden

Niet alles is meetbaar, zeker niet bij een breed, allesomvattend en gevoelsgericht thema als welbevinden. Daarom is het belangrijk om kwantitatieve gegevens te combineren met kwalitatieve; een mix van meetbare en merkbare resultaten. Het is belangrijk om in gesprek te gaan over deze verschillende gegevens. Hierbij kun je de tool Praat regelmatig over gegevens gebruiken.

Op de pagina Wat speelt er in onze gemeente? vind je handvatten voor het ophalen van merkbare resultaten. En meer ideeën over het zichtbaar maken van resultaten van collectieve activiteiten vind je in de Movisie-publicatie Effecten zichtbaar maken.

Een mix van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens voedt ook de verbetercyclus in de praktijk. Zo kun je samen beter worden, in de uitvoering van je dagelijks werk rondom welbevinden én in het leren over de effectiviteit ervan.

Data benutten voor effectiever beleid

Het monitoren van data is een essentieel onderdeel van de beleidscyclus dat helpt om scherper te krijgen waar het verschil gemaakt moet worden. Een datamonitor laat zien of je je doelen realiseert en versterkt de samenwerking daarop. Zo is de monitor onderdeel van een leer- en ontwikkelbeweging. Ook kunnen monitoringresultaten aanleiding zijn voor het agenderen van nieuwe beleidsthema's. Idealiter geven de uitkomsten van een monitor concrete handvatten voor beleid, krijgen ze adequate duiding en komen ze snel na afname ter beschikking van de stakeholders. 

Start met het maken van een kwantitatieve analyse. Er zijn verschillende monitors en onderzoeken die je kunt gebruiken. Stel jezelf eerst de vraag waar je cijfers over wil hebben. Ga vervolgens op zoek naar de cijfers uit diverse bronnen zoals uiteengezet in de volgende alinea. Stel vervolgens de vraag of deze cijfers genoeg vertellen over het welbevinden voor kinderen, jongeren en gezinnen. Of is er nog andere informatie nodig? Bekijk voor meer concrete handvatten ook de NJi-pagina's over monitoring.

De hedendaagse monitorpraktijk op het domein van welbevinden staat nog ver af van dit ideaalbeeld. Er wordt wel gemeten, bijvoorbeeld in de GGD-jeugdmonitor. Maar de resultaten van die metingen spelen nog slechts een beperkte rol in het beleid op scholen en in gemeenten. Scholen zelf monitoren wel kort-cyclisch hoe het met kinderen gaat, zowel op cognitief als sociaal-emotioneel vlak, maar die gegevens worden nog niet benut door degenen buiten scholen die ook bij moeten dragen aan verbetering.

Monitoring van welbevinden op het niveau van een school, wijk of gemeente geeft handvatten voor effectief lokaal beleid als de inzichten ook teruggekoppeld worden aan jongeren, ouders, instellingen en beleidsmakers die de gezamenlijke aanpak vormgeven. Mooie voorbeelden van een dergelijke aanpak zijn De Staat van de Utrechtse jeugd en het gebruik van data binnen Opgroeien in een kansrijke omgeving.

Tot slot is het goed om je te realiseren dat nog lang niet elke landelijke monitor informatie geeft op momenten of in frequenties die bijdragen aan het leren en ontwikkelen van de partners die samen met de jongeren het welbevinden willen versterken. Ook daarom is het belangrijk lokale data te combineren met landelijke monitoring.

Bronnen die je kunt gebruiken

Verschillende monitors en onderzoeken kunnen helpen bij het verzamelen van data over welbevinden:

  • Bij Cijfers over welbevinden staan cijfers uit onderzoeken zoals van het CBS en het HBSC-onderzoek.
  • De Jeugdmonitor biedt cijfers over de thema's gezin, onderwijs, gezondheid en welzijn per gemeente en van heel Nederland.
  • Op Waarstaatjegemeente.nl vind je informatie over hoe een gemeente scoort op terreinen als gezondheid, jeugd en jeugdhulp ten opzichte van andere gemeenten en het landelijk gemiddelde.
  • De Monitor Aansluiting Onderwijs Jeugdhulp bevat statistieken over onderwijs en jeugdhulp. De data zijn samengevoegd op het niveau van gemeenten en samenwerkingsverbanden
  • Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) biedt verschillende platformen:
    • StatLine: bevat alle landelijke statistieken over bevolking, economie en samenleving.
    • StatLine Jeugdmonitor: bevat jeugdgerelateerde statistieken zoals over tienermoeders, jeugdcriminaliteit en zorggebruik.
    • Benchmark Jeugdzorg: toont het gebruik van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering voor elke gemeente in Nederland. Het maakt vergelijkingen mogelijk met de eigen jeugdregio en met het hele land.
  • Open data van DUO bevat gegevens over het onderwijs in Nederland.
  • Staat van de Jeugd.
  • Kansenkaart.
Martijn van Wietmarschen

Martijn van Wietmarschen

adviseur transformatie jeugdstelsel