Het schooladvies en onderadvisering

Basisschoolleerlingen krijgen in groep 8 advies over het niveau in het voortgezet onderwijs dat hun school het meest geschikt voor hen vindt. In de praktijk blijken sommige groepen leerlingen structureel een lager advies van de school te krijgen dan ze in potentie aankunnen. Dit heet onderadvisering. Wat is het precies en hoe komt het tot stand?

Het schooladvies

De school baseert het schooladvies op de toetsresultaten uit het leerlingvolgsysteem en de zogeheten 'zachte leerlingkenmerken'. Bijvoorbeeld de sociaal-emotionele ontwikkeling, werkhouding of motivatie. Aansluitend op het schooladvies maken leerlingen de doorstroomtoets. Die laat op basis van de taal- en rekenvaardigheden zien welk type vervolgonderwijs bij een leerling past. Het schooladvies moet naar boven worden bijgesteld als de score op de doorstroomtoets een hoger schoolniveau aangeeft dan het schooladvies. Meer informatie daarover vind je op de pagina Verplichte doorstroomtoets basisonderwijs.

Wat is onderadvisering?

Van onderadvisering is sprake wanneer leerlingen een lager schooladvies krijgen dan andere leerlingen met vergelijkbare prestaties en capaciteiten. Vaak kun je dat zien door het schooladvies te vergelijken met het advies op basis van de doorstroomtoets. Een lager schooladvies kan bijvoorbeeld betekenen dat leerlingen op basis van hun capaciteiten en potentie naar het vwo zouden kunnen, maar toch een havo-advies krijgen.

Structurele onderadvisering  

In Nederland is er sprake van structurele onderadvisering: sommige groepen leerlingen krijgen structureel een lager schooladvies dan het niveau dat bij hen past op basis van de doorstroomtoets.

Dat gebeurt vooral bij leerlingen die:  

  • opgroeien in gezinnen met een lagere sociaaleconomische positie
  • een migratieachtergrond hebben
  • in minder stedelijke gebieden wonen
  • ouders hebben die geen hbo- of universitair onderwijs hebben gevolgd.

Waardoor ontstaat onderadvisering?

Bij het opstellen van het schooladvies houden scholen rekening met verschillende factoren. Doorslaggevend zijn vaak de cognitieve prestaties van de leerling, zoals die te zien zijn in de toetsresultaten. Daarnaast kijken scholen ook naar individuele kenmerken van leerlingen, zoals hun sociaal-emotionele ontwikkeling, werkhouding en motivatie. Vaak letten scholen ook op gezinskenmerken zoals de thuissituatie en de ondersteuning die leerlingen thuis krijgen. Al deze factoren laten veel ruimte voor eigen interpretatie en beoordeling. In hoofdstuk 5 van de Handreiking schooladvisering vind je meer informatie over de inhoudelijke afwegingen bij het schooladvies.

Beoordeling van de thuissituatie

Veel scholen wegen de thuissituatie van leerlingen mee bij het bepalen van het schooladvies. Vooral wanneer ze die als belemmerde factor zien. Om onderadvisering te voorkomen, is het belangrijk dat onderwijsprofessionals zich afvragen of hun beoordeling van de thuissituatie relevant is voor het schooladvies. Daarmee kunnen ze voorkomen dat leerlingen uit bovengenoemde groepen ten onrechte worden onderschat.

Onderzoek toont aan dat onderadvisering afhankelijk is van het opleidingsniveau van ouders. Kinderen van ouders zonder opleiding of met een mbo-opleiding krijgen vaker een lager schooladvies dan bij hen past. Terwijl leerlingen van ouders met een hbo- of universitaire opleiding een hoger en beter passend advies krijgen. Soms denken leraren dat ze leerlingen beschermen met een lager advies omdat ze van thuis minder steun kunnen verwachten bij hun schoolwerk. Maar ondanks de goede bedoelingen heeft deze advisering negatieve gevolgen voor die leerlingen.

Waarom is onderadvisering problematisch?

Door onderadvisering starten leerlingen in het voortgezet onderwijs op een lager niveau dan bij hen past. Daardoor krijgen zij onderwijs onder hun niveau en kunnen ze zich niet optimaal ontwikkelen. Onderadvisering kan de motivatie en het zelfvertrouwen van leerlingen ondermijnen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld gaan geloven dat dit lagere niveau hun hoogst haalbare niveau is. Dit wordt ook wel een 'self-fulfilling prophecy' genoemd: leerlingen gedragen zich naar de verwachtingen die anderen van hen hebben. In het geval van onderadvisering leiden die lage verwachtingen ertoe dat de competenties en talenten van leerlingen onvoldoende benut worden.

Invloed op leerprestaties

Lage verwachtingen van leraren hebben niet alleen invloed op het schooladvies en het zelfvertrouwen van leerlingen, maar ook op hun leerprestaties. Hoge verwachtingen van leraren leiden tot hogere prestaties van leerlingen en lage verwachtingen tot lagere prestaties. Dat komt doordat leraren het onderwijsaanbod en de mate van interactie met leerlingen voor een deel baseren op hun verwachtingen van leerlingen. Zijn die verwachtingen te laag, dan bieden zij ook structureel ongeschikte lesstof aan. Hierdoor worden leerlingen die meer aankunnen cognitief onvoldoende uitgedaagd, wat weer doorwerkt in hun prestaties.

Schooladvies en prestatiedruk: hoger is niet áltijd beter

Het is belangrijk om een goed onderscheid te maken tussen een passend en kansrijk advies en een zo hoog mogelijk schooladvies. Hoger is niet altijd beter. Te hoge verwachtingen kunnen negatieve effecten hebben op het welbevinden van leerlingen. Uit onderzoek blijkt dat één op de zes jongeren stress ervaart van het schooladvies en dat één op de vier jongeren stress heeft door de verwachtingen van leraren en ouders.

In de huidige maatschappij overheerst vaak het idee dat leerlingen hun eigen succes kunnen beïnvloeden en zelf verantwoordelijk zijn voor successen en tegenslagen. Daardoor zijn bijlessen en speciale trainingen voor examens en toetsen steeds normaler geworden. Maar het geloof in maakbaarheid en de druk om te presteren kunnen ook tot ongezonde stress leiden. Een passend en kansrijk schooladvies zou leerlingen juist het vertrouwen kunnen geven dat ze hun talenten en capaciteiten optimaal kunnen benutten en ontwikkelen.

Wat kun je doen om onderadvisering te voorkomen?

Merk je dat de individuele kenmerken van de leerling in plaats van de cognitieve prestaties doorslaggevend zijn voor het schooladvies? Vraag je dan af of impliciete aannames en vooroordelen een rol spelen, vooral als het gaat om leerlingen uit groepen die vaak met onderadvisering te maken krijgen. Wil je passend en kansrijk adviseren en onderadvisering voorkomen? Lees meer praktische tips op de pagina's Hoe kun je als professional onderadvisering tegengaan? en Je bewust worden van je vooroordelen.

Handreiking schooladvisering (Rijksoverheid.nl)