Bestaanszekerheid van jongvolwassenen onder druk

De bestaanszekerheid van jongvolwassenen is kwetsbaar. Hun positie is minder stabiel dan die van oudere volwassenen en van vorige generaties. Jongvolwassenen hebben meer geldzorgen, vinden moeilijk een betaalbaar huis en krijgen niet snel een vast arbeidscontract. Op deze pagina lees je hoe dit jongeren beïnvloedt, hoe hun situatie is vergeleken met andere generaties en wat het verband is tussen bestaanszekerheid en kansenongelijkheid.

Wat is bestaanszekerheid?

Bestaanszekerheid betekent dat jongvolwassenen mee kunnen doen in de samenleving en in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Denk aan eten, een geschikte en betaalbare woning waar ze kunnen blijven wonen, toegang tot gezondheidszorg en het volgen van een studie. Daarnaast is het belangrijk dat ze in een veilige en prettige omgeving wonen met genoeg voorzieningen in de buurt.

Bestaanszekerheid onder jongvolwassenen

Bestaanszekerheid was een belangrijk onderwerp tijdens de verkiezingen van 2023, vooral voor volwassenen en gezinnen. Maar ook de bestaanszekerheid van jongvolwassenen staat onder druk. De combinatie van veranderingen in de economie, het beleid en de woningmarkt verergeren deze druk. Dit leidt bij jongvolwassenen tot grotere zorgen over de toekomst en ongelijke kansen vergeleken met eerdere generaties. Hieronder staan de belangrijkste punten van hun situatie: hun inkomen, positie op de arbeidsmarkt, (studie)schulden en de krapte op de huizenmarkt.

Steeds meer jongvolwassenen hebben geldzorgen, betaalproblemen en schulden. Ze bevinden zich meer dan gemiddeld in een kwetsbare financiële situatie. Jongvolwassenen hebben vaker een onregelmatig inkomen en hebben moeite om rond te komen. Zo heeft iets meer dan een kwart van de 18- tot 27-jarigen regelmatig geen geld voor belangrijke dingen.

Financieel ongezond

Uit onderzoek van Deloitte blijkt dat bijna de helft (45 procent) van de jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar financieel ongezond is. Dit betekent dat ze moeite hebben om aan hun financiële verplichtingen en behoeften te voldoen. Ook hebben ze niet genoeg geld om hun levensdoelen te bereiken. 38 procent van de jongvolwassenen tussen 25 en 34 jaar is financieel ongezond, terwijl bij oudere groepen dit gemiddeld 26,5 procent is. Jongvolwassenen zijn dus vaker financieel ongezond dan oudere generaties.

Zorgen over de toekomst

38 procent van de jongeren tussen 18 en 25 jaar maakt zich veel zorgen om hun toekomstige financiële situatie. Dat blijkt uit onderzoek van CBS. Ze maken zich bijvoorbeeld zorgen over of ze in de toekomst kunnen rondkomen, kunnen sparen of genoeg geld hebben om een woonruimte te betalen. Oudere leeftijdsgroepen hebben deze zorgen minder.

Jongvolwassenen zijn op werkgebied kwetsbaarder dan andere leeftijdsgroepen. Uit onderzoek van NIDI blijkt dat jongvolwassen vaker flexibele arbeidscontracten hebben dan andere volwassenen. De afgelopen jaren is het aantal jongvolwassenen met een vast arbeidscontract verder gedaald. Dit is zorgelijk omdat dit bijdraagt aan (financiële) onzekerheid. Ook hebben flexibele arbeidscontracten invloed op het welzijn van jongvolwassen. Jongvolwassenen met tijdelijke contracten ervaren vaker burn-outklachten en stellen vaker belangrijke levensbeslissingen uit. Denk hierbij aan het krijgen van kinderen of het kopen van een huis. Vooral jongvolwassenen met een praktische opleiding (mbo-1 tot mbo-3 gediplomeerden) hebben minder vaak een vast contract, terwijl theoretisch opgeleide hbo- en wo-gediplomeerden vaker een vast contract hebben.

Uit studentenonderzoek van het Nibud blijkt dat bijna de helft van de hbo- en wo-studenten en 16 procent van de mbo-studenten een studieschuld van meer dan 10.000 euro heeft. Tussen 2012 en 2022 steeg het aantal 25- tot 30-jarigen met een studieschuld van 27 naar 39 procent. De gemiddelde schuld nam toe van 15.300 euro naar 16.500 euro.

Veel van de jongvolwassenen met een studieschuld maken zich zorgen over hoe deze schuld latere financiële beslissingen zal beïnvloeden, zoals het kopen van een huis of sparen voor de toekomst. Jongvolwassenen zien de studielening bij de Dienst Uitvoering Onderwijs daardoor steeds minder als een investering in hun eigen toekomst.

Het is tegenwoordig moeilijk voor jongvolwassen om een betaalbare woning te vinden. De huur- en koopprijzen zijn hoog en er zijn te weinig huizen beschikbaar. Jongvolwassenen hebben vaak twee inkomens nodig om een woning te vinden. Eerdere generaties konden dit vaak met één inkomen. Hierdoor blijven steeds meer jongvolwassenen tussen de 18 en 30 jaar bij hun ouders wonen. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in het begin van 2023 nog 46 procent thuis woonde, terwijl dat in 2003 nog 40 procent was.

Daarnaast blijkt uit onderzoek van NIDI dat het percentage huiseigenaren onder jongvolwassenen tussen 25 en 35 jaar gedaald is. Jongvolwassenen die een huurwoning vinden, betalen vaak een hoge huur. Hierdoor blijft er weinig geld over voor andere uitgaven, zoals sparen, vrijetijdsbesteding of persoonlijke ontwikkeling.

Combinatie van factoren

De uitdagingen rondom werk, schulden en wonen staan niet los van elkaar. Ze beïnvloeden elkaar en kunnen samen de situatie verergeren. Zo is het moeilijker om goed te presteren op je werk als je geen eigen woonruimte hebt of weet dat je binnenkort je huurhuis uit moet. Dat kan ervoor zorgen dat jongvolwassenen hun baan verliezen en minder inkomen hebben. Minder inkomen maakt de woonsituatie nog onzekerder. Deze opeenstapeling van problemen heeft invloed op het welzijn van jongvolwassenen en maakt het moeilijk om uit een situatie van toenemende onzekerheid te komen.

Verschil met eerdere generaties

Jongvolwassenen hebben gemiddeld dus meer financiële zorgen dan oudere leeftijdsgroepen. Ook hebben ze vaker een flexibel arbeidscontract en meer moeite met het vinden een betaalbare woning. Ze zijn economisch ook kwetsbaarder dan de jongvolwassenen van tien en twintig jaar geleden. Zo hebbende jongvolwassenen van nu vaker flexibele banen. Ook zijn hun inkomens nauwelijks gestegen en hebben ze vaker een studieschuld. Ze wonen minder vaak in een koopwoning en vaker in dure huurwoningen. Daarnaast hebben jongvolwassenen weinig vermogen. Hierdoor is het lastiger om grote uitgaven te doen en hebben ze geen financiële buffer voor als het economisch slechter gaat.

Bestaanszekerheid en kansengelijkheid

De bestaanszekerheid van jongeren is kwetsbaar. Steeds vaker zijn ze afhankelijk van steun van hun ouders. Maar niet alle ouders kunnen hun volwassen kinderen financieel helpen. Hierdoor neemt de ongelijkheid onder jongvolwassenen toe. Sommige jongvolwassenen kunnen nog lang na hun achttiende verjaardag op hun ouders rekenen. Hun ouders geven ze bijvoorbeeld maandelijks geld of betalen de huur of studie. Andere jongeren moeten vanaf hun achttiende alles zelf betalen.

Daarnaast hebben jongvolwassenen uit welvarende gezinnen meestal een hoger inkomen en een betere match tussen hun opleiding en baan. Ze hebben vaker een hoger opleidingsniveau, een financieel vangnet, een groter netwerk en meer zelfvertrouwen. Hierdoor vinden ze niet alleen makkelijker een vaste baan, maar krijgen ze na onderhandelingen vaak ook betere arbeidsvoorwaarden.

Foto Lotte Heijs

Lotte Heijs

medewerker inhoud