Uithuisplaatsing: hoe zit het?

De uithuisplaatsing van een kind is moeilijk voor het hele gezin. Misschien heb je er zelf mee te maken of dreigt een uithuisplaatsing in een gezin dat je kent. Wat is een uithuisplaatsing? Wie beslist daarover? En waarom kan tot een uithuisplaatsing worden besloten?

Wat is een uithuisplaatsing?  

Een uithuisplaatsing betekent dat een kind ergens anders woont dan in het eigen gezin. Het kind woont dan in een pleeggezin, gezinshuis of een residentiële instelling. Vaak is dat tijdelijk, maar soms ook voor langere tijd.

Waarom wordt een kind uit huis geplaatst? 

Tot een uithuisplaatsing wordt besloten als het niet goed is voor een kind om thuis te blijven wonen. Dat kan komen door problemen in het gedrag of de ontwikkeling van een kind zelf. In dat geval stemmen ouders dan soms zelf in met de uithuisplaatsing. Maar het gebeurt ook dat een kind ergens anders moet wonen voor de veiligheid. Bijvoorbeeld omdat het kind thuis mishandeld wordt. Of omdat ouders door psychische problemen, verslaving of ernstige relatieproblemen tijdelijk niet goed voor het kind kunnen zorgen.

Welke rol spelen ouders tijdens een uithuisplaatsing? 

Tijdens een uithuisplaatsing is het belangrijk dat kinderen en ouders contact met elkaar houden. Soms kunnen ze tijd met elkaar doorbrengen, met of zonder begeleiding. Ook kunnen ouders  betrokken blijven bij praktische zaken. Zo kunnen zij bij een bezoek aan de tandarts zijn en bij belangrijke beslissingen over hun kind. Lees meer bij Samenwerken met ouders bij uithuisplaatsing.

Waar gaan kinderen wonen?

Bij een uithuisplaatsing hebben kinderen een stabiele woon- en opvoedsituatie nodig. Zolang als nodig is, moeten ze daar 'zo thuis mogelijk' kunnen opgroeien. Dat betekent dat hun leven op hun nieuwe plek zo veel mogelijk op een normale gezinssituatie lijkt. Soms kunnen kinderen en jongeren, als dat veilig is, ook in hun eigen buurt blijven. Ze hoeven dan niet naar een andere school of sportclub. Of ze kunnen bijbaantjes behouden en contact houden met familie en vrienden.

Sommige kinderen en jongeren gaan naar een pleeggezin binnen de familie. Bijvoorbeeld bij een tante of bij opa en oma. Dat wordt ook wel netwerkpleegzorg genoemd. Anderen wonen in een pleeggezin buiten hun familie of in een gezinshuis. Het uitgangspunt moet zijn om broers en zussen ergens samen te plaatsen. Behalve wanneer dat niet goed voor hen is.

Wanneer gaan kinderen naar een residentiële instelling?

Kinderen met ernstige gedrags- of ontwikkelingsproblemen kunnen soms niet in een pleeggezin of gezinshuis wonen. Zij gaan dan naar een leefgroep in een instelling waar ze wonen en naar school gaan. Dat heet een residentiële instelling. 

Wanneer gaan kinderen naar een gesloten instelling?

De kinderrechter kan ook besluiten dat een kind moet worden opgenomen in een instelling voor gesloten jeugdzorg. Dat heet JeugdzorgPlus. Dat gebeurt als kinderen bescherming nodig hebben tegen zichzelf of tegen anderen. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren met ernstig agressief gedrag. Of om jongeren die slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting.

JeugdzorgPlus is niet bedoeld als straf, maar om een kind of jongere te leren meedoen in de samenleving. Tijdens de behandeling kunnen er beperkende maatregelen gelden. Zoals grenzen aan telefoon- of internetgebruik, beperkt bezoek of kamercontrole. Het is de bedoeling dat kinderen en jongeren na een geslaagde behandeling teruggaan naar hun ouders of pleeggezin. Of dat ze vervolgzorg krijgen en begeleid of zelfstandig gaan wonen.

Hoe lang duurt een uithuisplaatsing?

Een uithuisplaatsing duurt het liefst zo kort mogelijk. De hulp is erop gericht dat het kind zo snel mogelijk terug naar huis kan. In de praktijk kan een uithuisplaatsing enkele maanden duren, maar soms ook meerdere jaren. Het hangt er van af hoe het kind zich ontwikkelt en de thuissituatie verandert. Op Rijksoverheid.nl lees je meer over de duur van jeugdhulptrajecten.

Wie bepaalt hoe lang een uithuisplaatsing duurt? 

Bij een vrijwillige uithuisplaatsing beslissen meestal de ouders en de jongere wanneer die eindigt. Het kan dat de hulpverlener vindt dat terugkeer naar huis nog niet goed is voor het kind. Dan kan die de Raad voor de Kinderbescherming vragen om een onderzoek en een onafhankelijk advies. Bij een gedwongen uithuisplaatsing geldt de machtiging maximaal één jaar. Als er meer tijd nodig is om de situatie thuis te verbeteren, kan de rechter die machtiging verlengen.

Hoeveel kinderen worden uit huis geplaatst?

Het is niet precies bekend hoeveel kinderen uit huis geplaatst worden, omdat dit op verschillende plekken wordt bijgehouden. In 2020 woonden ongeveer 42.000 kinderen niet bij hun eigen ouders maar in een  pleeggezin, gezinshuis of een residentiële instelling. Het Centraal Bureau voor de Statistiek werkt er met de jeugdhulpinstellingen, hard aan om de cijfers over uithuisplaatsing en terugplaatsing beter op orde te krijgen.

Uithuisplaatsingen van kinderen roepen veel vragen op

Foto Suzanne Bakker

Suzanne Bakker

medewerker inhoud