Puber | Taalontwikkeling
Het brein van je kind ontwikkelt zich nog volop in de puberteit. Vooral het deel voor taal, planning en omgaan met emoties. Door deze ontwikkelingen kan je kind steeds beter praten en denken over dingen die er niet zijn. Je kind kan beter duidelijk maken wat het bedoelt, en wat het wel of niet wil. Ook leert je kind nog steeds nieuwe woorden.
Nieuwe woorden in nieuwe situaties
De taalontwikkeling van je kind is in deze fase nog niet klaar. In de puberteit komen kinderen in andere omgevingen en leren ze andere situaties kennen. Ze gaan bijvoorbeeld voor het eerst naar de middelbare school. Of ze krijgen een bijbaantje. Daardoor leren ze ook nieuwe woorden en nieuwe betekenissen. Ze leren die nieuwe woorden vaak door de betekenis te achterhalen uit de woorden die ze al kennen. Bijvoorbeeld:
Een kind hoort iemand zeggen: 'Meneer Yildiz vind ik altijd erg betrokken, maar meneer Potsma is zo onverschillig'. Het woord 'betrokken' kent het kind al, maar het woord 'onverschillig' nog niet. Door het woord 'maar' snapt het kind dat het woord 'onverschillig' het tegenovergestelde is van 'betrokken'.
Taal op school
Ook op school leren kinderen nieuwe woorden. Bijvoorbeeld bij het vak nieuwsbegrip. Daar krijgen kinderen uitleg over de betekenis van woorden. Ook moeten ze oefenen met het gebruiken van de woorden. Zo groeit de woordenschat.
Op school moet je kind ook veel vertellen en schrijven. Bijvoorbeeld in een werkstuk. Kinderen moeten dan veel informatie bij elkaar brengen, in een logische volgorde en met uitleg. Dat kan in het begin nog lastig zijn. Het helpt om te oefenen. Ook kan het helpen als je kind eerst vertelt wat het wil zeggen. En het daarna pas opschrijft.
Andere vaardigheden
De wereld van je kind breidt zich uit. Je kind komt steeds vaker zonder jou op nieuwe plekken. Ook maakt het nieuwe dingen mee zonder jou. Kinderen moeten leren om zich in deze situaties te redden.
De overstap naar de middelbare school is daar een goed voorbeeld van. Kinderen moeten verschillende dingen doen. Zoals een werkstuk schrijven, en een debat voeren. Dit betekent dat ze op verschillende manieren moeten praten en schrijven. Maar ook bij het solliciteren naar een bijbaantje. Je kind leert dat je taal op verschillende manieren gebruikt. Je praat bijvoorbeeld anders tegen een docent dan tegen vrienden.
Praten en denken over dingen die er niet zijn
Er bestaan veel woorden voor dingen die je niet kunt zien, of dingen die niet in het echt bestaan. Zoals gevoelens, eigenschappen, gebeurtenissen en personen of dingen die alleen in je gedachten bestaan. Dit zijn abstracte woorden.
In de bovenbouw gaat je kind meer denken in abstracte woorden. Je kind kan steeds beter moeilijke en abstracte vragen beantwoorden en begrijpen. Ook woorden zoals 'moed', 'rechtvaardigheid' en 'geluk' kan je kind steeds beter uitleggen en gebruiken. Bijvoorbeeld als je je kind vraagt: 'Hoe zou het voelen als je de loterij wint?' Dan kan je kind bedenken dat het blij zou zijn. En wat het allemaal zou gaan kopen of doen. Dat is abstract denken.
Abstracte taal is op school ook vaak nodig. Bijvoorbeeld bij opdrachten als: 'beschrijf de kenmerken van...' of 'noem drie voordelen van...' Om antwoord te geven op zulke vragen denken kinderen na in abstracte taal. Dat doen ze in hun hoofd. Deze taal is belangrijk om gedachten te ordenen en na te denken.
Taal met dubbele betekenis
Je kind leert dat taal ook een dubbele betekenis kan hebben. Bijvoorbeeld als je iets zegt, maar het tegenovergestelde bedoelt. Je hebt bijvoorbeeld je kind gevraagd om iets op te ruimen. Als je thuiskomt, is er niks opgeruimd. Je zegt 'bedankt voor het opruimen'. Je kind begrijpt dan dat je eigenlijk bedoelt 'je hebt niet opgeruimd'.
Straattaal en groepstaal
Tijdens de puberteit zijn leeftijdsgenoten belangrijk. Jongeren willen graag ergens bij horen. Dat zie je terug in hun taalgebruik. Iedere groep heeft eigen gewoontes, en eigen taalgebruik. Sommige groepen gebruiken veel straattaal: woorden als 'lit', 'fixen' en 'skeer'. Je kind kan zulke woorden gaan gebruiken om bij de groep te horen.
Misschien vind je het als ouder niet fijn dat je kind andere taal gebruikt. Bijvoorbeeld omdat je kind ineens veel scheldwoorden gebruikt. Dat is begrijpelijk. Het is lastig om het taalgebruik te veranderen. Want je hebt als ouder weinig invloed op hoe je kind praat met vrienden. Wel kun je bespreken dat je thuis netter taalgebruik wilt.
Vaak is het taalgebruik een fase. Als je kind bijvoorbeeld nieuwe vrienden krijgt, of wat ouder wordt, verandert het taalgebruik weer.
Een nieuwe taal leren
Kinderen komen vaak al jong in aanraking met een andere taal. Via media of op de basisschool, of misschien voed je je kind tweetalig op. Op de middelbare school krijgt je kind les in vreemde talen. Bijvoorbeeld Engels, Duits, Frans of Spaans. Je kind leert een nieuwe taal door te luisteren naar en te praten in de taal. Maar ook door boeken in de taal te lezen. Of films en series te kijken. Het kan zijn dat jouw kind gemakkelijk een nieuwe taal leert. Maar je kind kan er ook moeite mee hebben.
Tips om een nieuwe taal te leren
- Moedig je kind aan om series te kijken en muziek te luisteren in de nieuwe taal. Daardoor went het aan hoe de taal klinkt.
- Voer kleine gesprekjes in de nieuwe taal met je kind, ook als je de taal zelf niet goed kent. Dat maakt het makkelijker om de taal te gebruiken. Ook woorden hardop zeggen bij het leren helpt om een tekst te begrijpen.
- Moedig je kind aan om moeilijke woorden op te schrijven. Als je woorden vaak opschrijft, onthoud je ze makkelijker.
Tips om de taalontwikkeling te stimuleren
- Praat met je kind over gebeurtenissen in het nieuws en vraag wat kind ervan vindt. Zo oefent je kind met zichzelf duidelijk maken en discussiëren.
- Stel open vragen aan je kind. Vraag bijvoorbeeld hoe de dag was. Zo leert je kind praten over gevoelens en gedachtes.
- Moedig lezen aan. Ga bijvoorbeeld samen naar de bibliotheek. Of zoek boeken die aansluiten bij de interesse van je kind.
- Stimuleer je kind om een bijbaantje te nemen of een sport of hobby te kiezen. Dan leert je kind nieuwe situaties en personen kennen. Dat helpt de taalontwikkeling.
Bronnen
- Later Language development: The school-age and adolescent years (Researchgate.net).
- Nippold, M. A. (2007). Later language development: School-age children, adolescents, and young adults (3rd ed.). Austin, TX: Pro-Ed.
- Hoe leer je een nieuwe taal op school? (Taalcanon).
Lees ook
-
Puber | De algemene ontwikkeling
Puber | De algemene ontwikkelingVoor wieOudersPubers gaan zich losmaken van hun ouders. Hoe ga je als ouder om met ruzies en meningsverschillen tussen jou en je puber?
-
Puber | School: leren en zelfstandig werken
Puber | School: leren en zelfstandig werkenVoor wieOudersOp school leert je kind plannen, organiseren, leren en zelfstandig werken. Als ouder kun je je kind hierbij ondersteunen.
-
Puber | Opgroeien met media
Puber | Opgroeien met mediaVoor wieOudersIn de puberteit richt je kind zich steeds meer op leeftijdsgenoten. Met elkaar maken ze gebruik van sociale media.
-
Puber | Vriendschap: vrienden steeds belangrijker
Puber | Vriendschap: vrienden steeds belangrijkerVoor wieOudersWat vinden kinderen tussen 10 en 16 jaar belangrijk, wat is hun plek in het gezin en wat hebben ze nodig van jou als ouder?
Hulp of advies nodig?
Zoek je als ouder of opvoeder hulp of advies? Bekijk hier waar je terecht kunt.