Te weinig inspraak voor gezin met jeugdhulp

Ouders en kinderen in een jeugdhulptraject krijgen te weinig ruimte om hun mening te geven. Ook vinden ouders het ingewikkeld om een klacht in te dienen wanneer de hulp niet goed gaat. Dat blijkt uit onderzoek van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman.

Voor het onderzoek spraken de ombudsmannen met 13 kinderen en 27 ouders over de hulp die zij krijgen. Veel van de ouders spreken over onvoldoende ruimte, informatie en ondersteuning van de gemeente om hun mening te geven bij de toegang tot jeugdhulp. Ook kinderen en jongeren worden in deze fase  zelden gehoord. Het gevolg daarvan is dat ze geen enkele invloed hebben op de aanvraag van hun hulp. Ouders weten daarnaast vaak niet bij wie ze terecht kunnen als ze een klacht hebben. Ook vinden ze de regels om een klacht in te dienen moeilijk te begrijpen.

Als kinderen en hun ouders meer invloed krijgen op hun jeugdhulptraject is de kans op passende hulp groter, aldus de ombudsmannen. Het voorkomt dat ze op zoek gaan naar andere hulp, waardoor problemen groter worden en wachtlijsten groeien.

Vaste contactpersoon en één loket

Om kinderen en ouders meer invloed te geven is het volgens de ombudsmannen belangrijk dat zij een vaste contactpersoon hebben als zij hulp aanvragen, en als ze eenmaal hulp krijgen. Ook moet er één loket komen waar ze naartoe kunnen met een klacht. Verder moeten ouders en kinderen begrijpelijke en makkelijk te vinden informatie krijgen over jeugdhulp en de rechten die zij hebben.

De ombudsmannen pleiten er daarnaast voor dat hulpverleners altijd aan kinderen zelf vragen of zij hun mening willen geven over de hulp. Ook is het belangrijk dat hulpverleners uitleggen hoe en waarom een besluit genomen is. En wat ze gedaan hebben met de mening van de ouders en kinderen.

Meer informatie

Bericht KinderombudsmanPublicatie Participatie vanaf de zijlijn

Lees ook

Wil je elke week een overzicht van ons nieuws voor en over het jeugdveld? Meld je aan voor onze gratis Nieuwsbrief Jeugd.