Aanvullende hulp bij kleinschalig verblijf

In een kleinschalige woonvorm wonen kinderen en jongeren zo lang als nodig is. Dit geeft ze stabiliteit en rust. Aanvullende hulp moet erop gericht zijn dat ze niet hoeven te verhuizen. Maar hoe doe je dat? En hoe gaan andere organisaties hier in de praktijk mee om?

Niet verhuizen

In een kleinschalige woonvorm ligt de focus op de continuïteit van het verblijf. Kinderen en jongeren mogen er onvoorwaardelijk blijven wonen. Als het nodig is, kun je aanvullende behandeling op maat buitenshuis zoeken. Het starten of beëindigen van een behandeling mag geen invloed hebben op de woonsituatie. Kinderen en jongeren hoeven niet te verhuizen naar een andere plek wanneer er andere of meer hulp nodig is. Het motto is: hulp erin, niet het kind eruit.

Bij escalatie

In de praktijk gaat het meestal anders als het niet goed gaat met een kind of een situatie escaleert. Vaak moet het kind of de jongere dan verhuizen naar een andere plek waar andere en vaak zwaardere hulp wordt aangeboden. Daarom is het beter om behandeling en verblijf los te koppelen. Kinderen en jongeren kunnen dan wel op dezelfde plek blijven wonen zo lang dat nodig en wenselijk is. Dit draagt bij aan de continuïteit van relaties met begeleiders en omgeving, onderwijs of werk en geeft vooral rust. Zorg daarom als professional dat extra behandelingen erbij gezocht wordt als deze voor het kleinschalig verblijf te complex zijn. Praat hierover met de gedragskundige.

Situaties in de praktijk

In de praktijk zetten organisaties aanvullende hulp op verschillende manieren in, zodat kinderen en jongeren op dezelfde plek kunnen blijven wonen.

  • In Limburg heeft de ggz zich verbonden aan het kleinschalig verblijf Leefhuis Sittard. De behandelaar komt naar het Leefhuis toe en ondersteunt ook het team.
  • Bij Pactum in Gelderland wordt intensief samengewerkt met Karakter (kinder- en jeugdpsychiatrie) onder het motto: expertise erbij halen en niet kinderen verplaatsen.
Anne Addink