Hoe zorg je voor goede kinderopvang?

Wat is goede of verantwoorde kinderopvang? Wanneer spreken we van pedagogische kwaliteit? Professor Marianne Riksen-Walraven, de eerste hoogleraar kinderopvang, heeft hier belangrijk onderzoek naar gedaan. Zij beschrijft in vier pedagogische basisdoelen wat voor de ontwikkeling van kinderen belangrijk is en centraal moet staan. Op deze pagina lees je hoe je als kinderopvangorganisatie daar in de praktijk aan kunt werken.

Vier pedagogische basisdoelen

In de Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) zijn de vier pedagogische basisdoelen van Riksen-Walraven opgenomen. Kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus zijn verplicht om in hun pedagogisch beleidsplan te beschrijven hoe zij hieraan werken.

Het bieden van emotionele veiligheid

De opvangomgeving biedt kinderen een veilige basis, waar zij zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn.

Ervoor zorgen dat kinderen zich sociaal veilig en geaccepteerd voelen is het belangrijkste pedagogische basisdoel. Pas als een kind rust en vertrouwen voelt, staat het open voor nieuwe ervaringen en ontdekkingen. Dat 'openstaan' is een voorwaarde voor de andere pedagogische basisdoelen.

Veiligheid bieden gebeurt in de omgang tussen pedagogisch medewerker en kind: troosten bij verdriet, uitleggen wat je gaat doen, aansluiten op emoties of grenzen die een kind aangeeft respecteren. Ook door het begeleiden van positieve en negatieve groepsprocessen draagt de pedagogisch medewerker bij aan het gevoel van veiligheid en geborgenheid. Daarnaast is de sfeer en indeling van de ruimte een invloedrijke ondersteuner: op de bso hoort er dus zowel een rustig hoekje voor kleuters te zijn, als een eigen chillplek voor bovenbouwers.

Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competenties

De opvangomgeving geeft kinderen mogelijkheden om hun persoonlijke competenties te ontwikkelen.

Kinderen moeten kansen krijgen om zichzelf te leren kennen in wat ze willen en kunnen. Op de opvang kunnen kinderen oefenen met eigenschappen en vaardigheden zoals zelfstandigheid, zelfvertrouwen en aanpassingsvermogen bij verandering of teleurstelling. Ook leren ze ontdekken wat ze graag willen kunnen, volhouden als het tegenzit of niet lukt en ideeën en fantasieën bedenken. En nieuwe kennis verwerven en woorden en taal gebruiken om duidelijk te maken wat ze bedoelen en om anderen te begrijpen.

Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van sociale competenties

De opvangomgeving geeft kinderen mogelijkheden om hun sociale competenties te ontwikkelen.

Omdat kinderen op de opvang veel met andere kinderen spelen, onder toezicht van volwassenen, is het een goede omgeving om sociaal gedrag te oefenen. In spel kunnen rolverdeling, 'doen alsof', beurt-nemen, 'leiden en volgen' worden uitgeprobeerd. Zo ontwikkelt een kind sociale eigenschappen en vaardigheden zoals investeren in samenspel, op je beurt wachten en je inleven in een ander en anderen helpen. Maar ook om hulp vragen, omgaan met regels en afspraken, vrienden maken, conflicten aangaan en weer oplossen.

Overdragen van waarden en normen

De opvangomgeving draagt waarden en normen aan kinderen over, waardoor ze zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin zij opgroeien.

Op de opvang gelden er eigen 'sociale verkeersregels'. Veel van die regels en gedragingen sluiten aan op 'hoe wij in Nederland met elkaar omgaan'. Op de opvang krijgt een kind dit voorgeleefd en uitgelegd: welke afspraken zijn er en waarom zijn ze belangrijk? Denk bijvoorbeeld aan samen eten aan tafel en de rituelen die daarbij horen, zoals een liedje zingen of samen bidden. Of afspraken als: na het buitenspelen was je je handen, na het spelen ruim je het speelgoed op en fouten maken is niet erg. Of iets afpakken mag niet, je kunt niet de hele tijd op je tablet of telefoon zitten en je zegt altijd even gedag tegen de pedagogisch medewerker of gastouder als je van de opvang weggaat.

Voorwaarden voor de vier basisdoelen

Om de vier pedagogische basisdoelen op een passende manier te kunnen invullen, is het belangrijk dat binnen de opvang de juiste voorwaarden aanwezig zijn. Werken aan de vier doelen betekent werken aan welbevinden en ontwikkeling voor ieder kind. 

Riksen-Walraven heeft de voorwaarden voor een pedagogische werkomgeving weergegeven in een kwaliteitsmodel. Daarin is er een onderscheid gemaakt tussen factoren die indirect en die direct van invloed zijn op welbevinden en ontwikkeling van kinderen:

  • Indirecte factoren bepalen de structurele kwaliteit. Deze factoren geven vorm aan de werk- en opvangomgeving, in het belang van alle betrokkenen. Het gaat om afspraken die vastliggen in de wet of in de CAO.
  • Directe factoren bepalen de proceskwaliteit. Dat gaat over de manier waarop de pedagogisch medewerkers handelen in het belang van het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen.

In het pedagogisch beleidsplan legt de organisatie vast hoe zij haar proceskwaliteit in praktijk brengt. De vier doelen geven richting, de indirecte en directe kwaliteitsfactoren geven inzicht in de manier waarop de organisatie dat doet.

In hoeverre de pedagogische doelen worden bereikt, hangt voor het belangrijkste deel af van de communicatie met de kinderen. Hoe communiceren pedagogisch professionals zoals pedagogisch medewerkers en gastouders met de kinderen? Het gaat hierbij dus om de interactievaardigheden van professionals.

Pedagogisch beleid

Kinderopvangorganisaties beschrijven in hun pedagogisch beleidsplan hoe ze op de werkvloer invulling geven aan die vier pedagogische basisdoelen.

Ze kunnen zich met hun pedagogische aanpak onderscheiden van andere aanbieders, bijvoorbeeld doordat zij veel buitenactiviteiten aanbieden, extra aandacht hebben voor duurzaamheid, of door hun geloofsovertuiging.

Als een opvangorganisatie er voldoende in slaagt om aan de vier pedagogische doelen te werken, dan spreken we van 'goede pedagogische kwaliteit'. De GGD-inspectie beoordeelt dat onder andere door te observeren of de geleverde kwaliteit voldoende is.

Organisaties kunnen hun pedagogische kwaliteit monitoren met behulp van een zelfevaluatiesysteem, als onderdeel van de PDCA-cyclus oftewel: plan-do-check-act.

Els Geeris

Els Geeris

senior adviseur