Wet- en regelgeving en effectieve jeugdhulp

Jeugdwet

Volgens de Jeugdwet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van de jeugdhulp. De eisen die zij stellen aan de kwaliteit kunnen ze vastleggen in de contracten met de aanbieders van jeugdhulp. Toch hebben de gemeenten niet helemaal de vrije hand. Voor de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van kinderen en jongeren is het nodig, zo schrijft de regering in de toelichting op de wet, om een aantal landelijke kwaliteitseisen te stellen.

Ook wil de regering hiermee recht doen aan artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind: de Staat heeft de verplichting een kind 'te verzekeren van de bescherming en zorg die nodig zijn voor het welzijn'.

Jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen

De landelijke kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen staan in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.
Alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen:

  • bieden verantwoorde hulp, die veilig, doeltreffend, doelmatig, en cliëntgericht is en afgestemd op de behoefte van het kind of de ouder (art. 4.1.1 eerste lid)
  • hebben kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel zodat ze verantwoorde hulp kunnen bieden (norm van verantwoordelijkheidstoedeling) (art. 4.1.1 tweede lid)
  • werken met een familiegroepsplan, hulpverleningsplan of plan van aanpak (art. 4.1.3)
  • hebben een kwaliteitssysteem (art. 4.1.4)
  • werken met medewerkers die een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) hebben (art. 4.1.6)
  • hebben een verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling (art. 4.1.7)
  • hebben een meldplicht bij calamiteiten en geweld (art. 4.1.8)
  • hebben een vertrouwenspersoon (4.1.9)
  • hebben een klachtenregeling en -commissie (4.2.1)
  • hebben een cliëntenraad (4.2.5).

Gemeenten

De Jeugdwet stelt niet alleen kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen maar ook aan gemeenten. Deze staan in hoofdstuk 2.
Gemeenten:

  • maken een beleidsplan over preventie, jeugdhulp en de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering (art. 2.2)
  • geven aan welke resultaten ze willen behalen en welke criteria ze gebruiken om de resultaten van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen te meten (art. 2.2)
  • geven aan hoe ze als werkgevers voldoen aan de norm van de verantwoorde werktoedeling (art. 2.2)
  • geven aan hoe ze ervoor zorgen dat de jeugdhulpaanbieders voldoen aan de norm van de verantwoordelijkheidstoedeling (art. 2.2)
  • zijn verantwoordelijk voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod (art. 2.6)
  • letten bij aanbesteding naast de prijs ook op de kwaliteit (2.11)
  • regelen in een verordening dat er een goede verhouding is tussen de prijs en de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering (2.12).

Bewaking kwaliteitseisen

Het Toezicht Sociaal Domein (TSD) houdt onder andere in de gaten of organisaties zich houden aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. In het TSD werken de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie van het Onderwijs, Inspectie Justitie en Veiligheid en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen. 

De Jeugdwet bepaalt dat de samenwerkende inspecties toezicht houden op de volgende organisaties (art. 9.1):

  • jeugdhulpaanbieders
  • gecertificeerde instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering
  • certificerende instelling voor jeugdbescherming en jeugdreclassering
  • het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (tegenwoordig Veilig Thuis)
  • Raad voor de Kinderbescherming
  • justitiële jeugdinrichtingen.

Geen onnodige controle

Organisaties moeten niet onnodig aan toezicht worden onderworpen. Dit schrijven de ministeries van VWS en JenV in een factsheet over het landelijk toezicht op de Jeugdwet. Daarom regelt de wet dat de samenwerkende jeugdinspecties die organisaties controleren waar naar hun inschatting de risico's op kwaliteitsgebrek of onveiligheid het grootst zijn. Bij een aangekondigd of onverwacht bezoek zien de inspecteurs dossiers in en spreken ze met de directie, medewerkers en jongeren. Als een organisatie een onvoldoende scoort, nemen de inspecties maatregelen om de kwaliteit te verbeteren. De inspecties zijn wettelijk bevoegd om de volgende maatregelen te nemen:

  • stimulering (bijvoorbeeld voorlichting, 'naming en faming', openbaar maken van inspectierapport)
  • correctie (bijvoorbeeld verbeterplan, interventiegesprek en verscherp toezicht)
  • bestuursrechtelijk (bijvoorbeeld schriftelijk bevel, aanwijzing door minister, dwangsom, bestuurlijke boete)
  • tuchtrechtelijk (tuchtklacht bij het tuchtcollege Kwaliteitsregister Jeugd)
  • strafrechtelijk (aangifte bij het Openbaar Ministerie).
Bram van den Berg