15 vragen en antwoorden over mediaopvoeding

Met mediaopvoeding leren kinderen bewust, veilig, en gezond omgaan met media. Dit kan over verschillende dingen gaan: bijvoorbeeld hoe je je online gedraagt of wat je moet doen als je iets ziet wat je liever niet wil zien. Maar ook hoe de instellingen op een telefoon werken. Het hoort bij de dagelijkse opvoeding, aangezien kinderen vanaf jongs af aan met media te maken krijgen. Net als in de fysieke wereld hoort het bij opvoeden dat je kinderen helpt omgaan met wat ze in het dagelijks leven online tegenkomen. 

Als kinderen leren omgaan met media, kunnen ze er voordelen van hebben. Bijvoorbeeld het opdoen van meer sociale contacten, het ontdekken van nieuwe interesses en mogelijkheden om creatief bezig te zijn. Tegelijkertijd zorgt mediawijsheid ervoor dat kinderen zo weinig mogelijk last hebben van mogelijke negatieve effecten van media, zoals te langdurig gebruik en online pestgedrag.

Met mediaopvoeding leren kinderen:

  • de tijd goed verdelen tussen wat ze online en offline doen
  • hoe ze media kunnen gebruiken voor ontspanning en plezier
  • online informatie te vinden en te begrijpen. Ze snappen of informatie waar of niet waar is. En welke informatie betrouwbaar is.
  • zich respectvol te gedragen via media, dus op een fijne manier met elkaar online om te gaan.
  • zo goed mogelijk omgaan met nare ervaringen die ze online kunnen opdoen.

Er is nog niet veel onderzoek gedaan naar de tijd die kinderen in Nederland aan media besteden. Wel weten we dat media voor veel kinderen en jongeren een steeds grotere rol in hun leven speelt. De volgende cijfers zijn wel bekend:

  • Peuters kijken gemiddeld ruim een uur televisie per dag. Ook besteden ze een half uur per dag aan een touchscreen zoals een tablet of smartphone.
  • Kinderen van ongeveer zeven jaar gebruiken gemiddeld ongeveer twee en een half uur per dag televisie, touchscreens en spelcomputers.
  • Middelbare scholieren besteden gemiddeld vier uur per dag aan series kijken, computeren en gamen. Ook zijn ze zo'n anderhalf uur per dag aan het communiceren via sociale media. 

Hoe lang mogen kinderen achter een beeldscherm?

Hoeveel schermtijd kinderen per dag mogen hebben verschilt per kind. Voor sommige kinderen kost mediagebruik meer energie, andere kinderen vinden het juist moeilijker om ermee op te houden zodra ze ermee begonnen zijn. Het hangt onder andere af van de leeftijd, de ontwikkelingsfase en het karakter van een kind. Het is daarnaast belangrijk om ook te kijken naar hoe het met een kind gaat, op school en thuis. Als een kind zich fijn voelt, genoeg vrienden heeft en het op school naar de zin heeft dan is af en toe wat meer schermtijd niet zo'n probleem. Maar als je merkt dat een kind media steeds meer gaat gebruiken en zich tegelijkertijd steeds minder met andere dingen bezighoudt, dan kan dat een teken zijn dat het zich niet fijn voelt. In zo'n situatie is het belangrijker om grenzen te stellen aan het mediagebruik en samen te kijken waar het door komt.

Je kunt het merken wanneer een kind te veel met media bezig is als het zich anders gedraagt dan normaal. Het is bijvoorbeeld erg prikkelbaar, moe, of juist heel erg actief. De verandering kan ook door andere dingen komen, maar als er naast het mediagebruik weinig is veranderd in het leven van een kind, kan het daaraan liggen. Daarbij gaat het niet alleen om de schermtijd, maar ook om de timing en de soort mediamomenten. Een uur filmpjes kijken is bijvoorbeeld anders dan een uur schermtijd verdeeld over de dag. En media gebruiken ter ontspanning na een schooldag is iets anders dan tijdens het eten. 

Naast de totale hoeveelheid schermtijd is ook de balans tussen online en offline tijd belangrijk, en ook welke plaats mediagebruik inneemt in het dagelijks leven. Het is goed om duidelijk met een kind af te spreken wanneer het wel en wanneer het geen media mag gebruiken.  

Verschillende organisaties en landen geven verschillende adviezen over schermtijd voor kinderen. Meestal worden de adviezen aangehouden die de World Health Organization geeft. 

Deze adviezen zijn:

0 jaar – geen schermtijd

1 tot en met 4 jaar – maximaal 60 minuten verdeeld over de dag

5 tot en met 17 jaar – maximaal twee uur per dag

Op de pagina Wat is een goede schermtijd voor mijn kind? lees je meer informatie over beeldschermgebruik en afspraken per leeftijd. 

Er zijn verschillende manieren om een kind te begeleiden:

Meekijken

Je kijkt van een afstandje mee met het mediagebruik van een kind. Dat betekent dat je niet direct bij je kind bent, maar wel kan zien wat het doet. Bijvoorbeeld door te mee te kijken welke programma's een kind bekijkt. Of welke apps het gebruikt. Dit heet supervisie. Je kunt ingrijpen zodra je merkt dat een kind met media bezig is die niet past bij de leeftijd.

Samen genieten

Je gebruikt samen met kinderen media. Met vaak als doel plezier en entertainment. Bijvoorbeeld samen een film kijken. Door samen media te gebruiken kom je er meer achter wat een kind voor interesses heeft. En ook kan je een kind meteen helpen als het iets niet begrijpt. Maar daarnaast is het vooral ook leuk en ontspannen om samen te doen.

Stimuleren

Je stimuleert  het mediagebruik van een kind actief: je geeft uitleg en helpt het kind terwijl het media gebruikt. Je vertelt bijvoorbeeld tijdens het filmkijken dat er speciale effecten worden gebruikt. Of je legt uit dat een influencer geld krijgt om reclame te maken voor een product. Kinderen leren kritisch naar media kijken door er samen over te praten en te begrijpen hoe media werken. Ze leren dat niet alles echt is wat ze zien en horen. 

Stoppen

Je maakt afspraken over wanneer en hoe lang een kind media mag gebruiken.

Ouders gebruiken deze vormen van begeleiding vaak door elkaar. Er is geen perfecte manier om een kind te begeleiden bij mediagebruik. Wel is het belangrijk om aan te sluiten bij de behoeftes en leeftijd van een kind. Het stoppen van mediagebruik is bijvoorbeeld effectiever bij jonge kinderen. Terwijl je bij oudere kinderen beter samen afspraken kunt maken over mediagebruik. 

Wees je er daarnaast van bewust dat je als ouder of begeleider een voorbeeldrol hebt. Kinderen kijken naar hoe jij media gebruikt. Dit kunnen ze overnemen. 

In de toolbox mediaopvoeding vind je meer informatie per leeftijdscategorie over het begeleiden van kinderen bij mediagebruik.

Lang niet alle kinderen zijn handig in het omgaan met de media, waardoor risico's ontstaan. Ze zijn bijvoorbeeld te jong om de inhoud van een game, verhaal, of film goed te begrijpen. Of ze overzien de consequenties van hun eigen gedrag niet altijd. Ook kunnen ze te impulsief zijn. Of ze zijn nog niet groot genoeg om een muis of toetsenbord goed te bedienen.

Ook zijn er kinderen met een lichamelijke of cognitieve beperking die hen hindert in een goede omgang met de media. In het algemeen geldt dat jonge kinderen meer risico's lopen dan oudere kinderen. Maar bij elke fase in het opgroeien, als kinderen nieuwe uitdagingen zien in de media, zijn er nieuwe risico's.

Mediagebruik kan kinderen verschillende voordelen bieden. Bijvoorbeeld:

Leren

Er zijn veel platforms, apps en programma's waarvan kinderen kunnen leren. Zo toont onderzoek aan dat het aanbieden hiervan op scholen een positief effect heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen.

Contact met anderen

Mediagebruik biedt jongeren de kans om op een laagdrempelige manier contact met anderen te oefenen. Goede sociale relaties versterken de manier waarop jongeren naar zichzelf kijken.

Vaardigheden

Door mediagebruik kunnen kinderen handiger worden in dingen. Zo kunnen kinderen met bepaalde games bijvoorbeeld leren op problemen op te lossen. 

Over zichzelf leren praten

Jongeren kunnen bij media hun gedachtes, gevoelens en ideeën delen. 

Voordelen mediagebruik verschillen per kind

De voordelen van mediagebruik verschillen per kind. Dit hangt onder andere af van:

  • het kind zelf
  • de tijd die kinderen op sociale media besteden
  • de soorten media die kinderen gebruiken
  • Wanneer, waar en waarvoor kinderen het gebruiken. Gebruiken ze media bijvoorbeeld alleen of samen met vrienden? Of om iets te leren of ter ontspanning? En zijn ze er thuis of op school mee bezig? Deze verschillen zorgen ook voor verschillende effecten. Ook is een gezonde balans tussen online en offline tijd belangrijk. 

Uit onderzoek blijkt dat het zinvol is kinderen bewust en veilig met media op te voeden.

Kinderen hebben vooral baat bij een actieve betrokkenheid van hun ouders. Daarmee bedoelen we dat ouders vragen stellen aan hun kinderen, duidelijke waarden en normen uitdragen en luisteren naar hen. Dat helpt bij het ontwikkelen van een kritische houding en zelf verantwoording kunnen nemen.

Daarnaast hebben kinderen ook behoefte aan duidelijke regels en afspraken, zodat ze weten wat kan en wat niet. Dat geldt niet alleen voor jonge kinderen, maar ook voor pubers en adolescenten.

Media samen delen met ouders helpt bij het ontwikkelen van smaak of het leren beheersen van emoties zoals angst. De onderwerpen moeten daarbij wel passen bij het ontwikkelingsniveau van het kind.

Ouders doen er goed aan ook hun eigen mediagebruik in de gaten te houden. Gewild of ongewild zijn ouders altijd een voorbeeld voor hun kinderen. 

Ouders begeleiden het mediagedrag van jonge kinderen beduidend vaker dan het mediagebruik van pubers of adolescenten. Dat geldt zowel voor laag- als voor hoogopgeleide gezinnen.

Peuters en kleuters

Bij peuters en kleuters doen ouders vooral aan supervisie en gezamenlijk mediagebruik. Ouders doen dan veel aan voorlezen of samen kijken en educatieve spelletjes spelen op de laptop of tablet.

Vanaf ongeveer 7 jaar

Ouders stoppen gaandeweg met de supervisie en het gezamenlijk gebruik van media. Daar staat tegenover dat ouders meer regels stellen en vaker met de kinderen over veilig mediagebruik praten. 

Vanaf ongeveer 10 jaar

Op deze leeftijd zijn kinderen meer competent in het zelfstandig gebruik van media. Veel kinderen krijgen hun eigen eerste telefoon. Ze raken meer geïnteresseerd in sociale media of in films, series en games met volwassen thema's als geweld, seks en alcohol. Ouders wijzen hierdoor nog meer op de risico's en verbieden bepaalde media en onderwerpen als dit nodig is.

Vanaf ongeveer 12 jaar

Kinderen gaan nu naar de middelbare school. Ze hebben hun eigen laptop en smartphone, maar ouders bemoeien zich nog wel met het gebruik. Kinderen moeten hun smartphone bijvoorbeeld inleveren voor het slapen gaan. Kinderen gaan nu vaker met hun vrienden uit en naar de bioscoop.

Vanaf ongeveer 15 jaar

Ouders hebben het vanaf deze leeftijd minder vaak over mediagebruik en stellen nog nauwelijks regels. De meeste kinderen kiezen nu helemaal zelf hun games, bepalen zelf met wie ze contact hebben en welke sites ze bezoeken.

Wanneer de ontwikkeling van kinderen afwijkt van het gangbare patroon, bijvoorbeeld vanwege verstandelijke beperkingen, passen ouders hun mediaopvoeding aan. Ze moeten zich dan bijvoorbeeld meer en langduriger met het mediagebruik van het kind bemoeien of vaker restricties stellen.

Mediaopvoeding door ouders en andere opvoeders helpt de mediawijsheid bij kinderen te bevorderen. Ouders moeten dan zelf ook wel voldoende mediawijs zijn. Zoals onderstaand filmpje van Mediawijzer.net laat zien, kan het voor ouders en hun kinderen wel een uitdaging zijn om zelf de regie over het mediagebruik te houden.

Bekijk de video van Mediawijzer.net.

Het is goed als ouders actief inspelen op het mediagedrag van hun kinderen.

Dit kunnen ze doen door kennis, meningen en gevoelens hardop uit te spreken en kinderen te helpen programma's beter te begrijpen en verwerken.

Kritisch commentaar helpt kinderen om zelf ook kritischer naar televisieprogramma's, reclames, games of websites te kijken. Ze zijn bijvoorbeeld minder angstig bij echt en gespeeld geweld, zeuren minder om producten uit reclame of gaan minder snel akkoord met extreem seksueel gedrag.

Samen lezen, films of televisie kijken, internetten en gamen is gezellig en vooral bij jonge kinderen ook nuttig:

  • Kinderen voelen zich, bijvoorbeeld bij spannende beelden, meer op hun gemak met een volwassene in de buurt. De volwassene biedt hen geborgenheid, troost of geruststelling.
  • Kinderen zijn meer geconcentreerd op de inhoud, waardoor ze meer leren.
  • Kinderen pikken ook non-verbale communicatie van hun ouders op bij het interpreteren van media. Bijvoorbeeld als ouders blij zijn bij een spelshow of juist gespannen bij nieuws.
  • Kinderen leren meer bewuste keuzes te maken voor onderhoudende of educatieve mediaproducties.
  • Ouders krijgen een goed beeld van wat hun kinderen in de media tegenkomen en hoe ze daar mee omgaan.

Samen kijken, gamen of internetten kan ook contraproductief zijn. Dit kan het geval zijn als kinderen met hun ouders media benutten waar ze nog te jong voor zijn. Bij geweld kunnen ze bijvoorbeeld denken dat het goed is om te vechten, als hun ouders daar niets van zeggen. Bij enge beelden kunnen ze bang worden.

Restrictieve begeleiding is effectief bij het tegengaan van negatieve effecten van de media. Door heldere en consequente afspraken te maken over hoe lang, wanneer en welke media:

  • leren kinderen dat andere bezigheden zoals slapen, huiswerk maken, spelen, muziek maken en bewegen ook belangrijk zijn. De gezondheid en het welbevinden gaan hierdoor vooruit.
  • gaan kinderen accepteren dat niet alle media voor hen geschikt zijn.
  • hebben kinderen minder ervaring met vervelende contacten via e-mail, chatsites of ander sociale media.
  • gedragen kinderen zich socialer en minder gewelddadig. Ze zijn minder angstig en minder positief over mediageweld.
  • hebben kinderen minder vroeg ervaring met seks en met ongewenste gevolgen zoals soa's en tienerzwangerschap.

Tegelijkertijd kan restrictieve begeleiding ook contraproductief zijn. Bijvoorbeeld als ouders heel erg strikt zijn, de regels niet consequent hanteren of het gesprek uit de weg gaan:

  • Door te strenge regels kunnen kinderen juist meer geïnteresseerd raken in de 'verboden vruchten'.
  • Kinderen weghouden van ernstig nieuws en er niet over praten kan juist angst of de interesse versterken, omdat kinderen ook via andere kanalen erover horen.

De kansen van de media zijn voor kinderen met een beperking niet anders dan voor andere kinderen. Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen met een beperking vraagt wel meer investering. Zo kunnen ook deze kinderen informatie tot zich nemen, contact met anderen onderhouden en zichzelf vermaken, onder voorwaarde dat zij passende mediaproducten met de juiste ondersteuning krijgen.

Tegelijk zijn kinderen met een beperking extra kwetsbaar, waardoor de risico's van mediagebruik groter zijn. Door hun beperkte cognitieve ontwikkeling hebben kinderen meer moeite om uit zichzelf gevaar af te wenden. Of om voor zichzelf grenzen en regels te stellen. Ouders en medeopvoeders hebben dan de taak hun mediaopvoeding te intensiveren en op maat toe te passen.

Ouders hebben een belangrijke invloed op het mediagebruik van kinderen en dat hangt sterk samen met hoe ouders over media denken. Ouders die bezorgd zijn over de risico's van media doen meer aan mediaopvoeding. Zij treden vooral restrictief op en nemen voorzorgsmaatregelen. Daarnaast praten bezorgde ouders vaker met hun kinderen over tv-programma's, games en websites. Zij wijzen op wat er goed of slecht is, wat de risico's voor kinderen kunnen zijn, en geven vaker uitleg.

Ouders of verzorgers met een meer positieve kijk op media, gebruiken die media vaker samen met de kinderen. Zij kijken, lezen, gamen, of internetten meer samen ter ontspanning en vermaak. Positief ingestelde opvoeders praten ook vaker met hun kinderen over de media. Ouders benadrukken dan de educatieve mogelijkheden of helpen hun kinderen media verstandig te gebruiken.

Mediaopvoeding is voor kinderen van belang, omdat het hen helpt bewust om te gaan met het enorme aanbod van mediaproducten. Mediaopvoeding thuis is belangrijker dan lessen in mediawijsheid of digitale vaardigheden op school. Enerzijds omdat ouders daar al mee kunnen beginnen voor kinderen naar school gaan. Anderzijds omdat het voorbeeld van ouders op de lange duur meer bijdraagt aan de vorming van een kind.

Selectief kiezen voor bepaalde tv-programma's, films of games en een gerichte interesse van de opvoeder voor wat kinderen op internet doen, zorgt er ook voor dat kinderen meer positieve invloeden van de media ondervinden. Kinderen leren daardoor meer van de media waarmee ze zich vermaken.

Kinderen zeggen vaak dat hun ouders niet zo vaak aan mediaopvoeding doen, terwijl hun ouders dat anders inschatten. Wellicht onderschatten kinderen hun ouders. Mogelijk ook proberen ouders zich in onderzoek beter voor te doen dan ze zijn. Maar het kan ook zijn dat ouders hun opvoedingsgedrag beter dan kinderen kunnen inschatten.

Ouders hebben een beter beeld van waarom ze opvoeden en waartoe het moet leiden dan kinderen. Voor hen is praten over het gebruik van mobieltjes, televisie, internet, de krant, of games, of samen kijken, gamen of surfen niet altijd herkenbaar als een bewuste vorm van mediaopvoeding. Regels en afspraken herkennen kinderen doorgaans wel als een doelgerichte vorm van mediaopvoeding, omdat restricties hun gedrag direct beïnvloeden.

Mediaopvoeding lijkt op 'mediawijsheid'. Dit is een term die de Raad voor Cultuur in 2005 heeft geïntroduceerd. Het Netwerk Mediawijsheid legt het op deze manier uit: 'mediawijsheid is de verzameling competenties die je nodig hebt om actief, kritisch en bewust deel te nemen aan onze mediasamenleving'. Oftewel, het gaat om de dingen die je moet weten en kunnen om op een gezonde manier met media om te gaan.

Het is voor zowel kinderen als volwassenen belangrijk om mediawijs te zijn. Wel kan mediawijsheid er anders uitzien voor kinderen in vergelijking met volwassenen. Bijvoorbeeld op het gebied van bewust mediagebruik. Voor volwassenen kan dit betekenen dat ze zich bewust moeten worden van de voorbeeldfunctie die ze hebben: kinderen kijken naar hun mediagebruik en nemen dit over. Maar kinderen moeten weer andere dingen nog leren, bijvoorbeeld dat je niet alles zomaar online kunt posten.

In het Mediawijs Competentiemodel wordt verder uitgelegd wat mediawijsheid betekent.

Rebecca Wald

Rebecca Wald

senior medewerker inhoud
r.wald [at] nji.nl