Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit

De Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ) is een periodiek onderzoek dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) sinds 1987 een keer in de twee tot drie jaar uitvoert. Sinds 2005 wordt het onderzoek eens per 5 jaar uitgevoerd. Doel van de monitor is inzicht te krijgen in de omvang en de frequentie van zelf gerapporteerd delinquent gedrag van 10 tot en met 17-jarigen. De monitor is uitgevoerd in 2005 en 2010.

In de monitor wordt aan jongeren met een vragenlijst gevraagd of zij zich schuldig hebben gemaakt aan bepaalde delicten. Diverse misdrijven zijn onderzocht die betrekking hebben op vernieling, vermogens- en geweldsdelicten.De gegevens in het onderzoek zijn op een zestal achtergondkenmerken gewogen. Na weging is de onderzoeksgroep volgens de onderzoekers een representatieve weergave van de Nederlandse populatie van 10- tot en met 17-jarigen.

Instelling

Het onderzoek is uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie.

Methode

Soort onderzoek

steekproefonderzoek

Jaar dataverzameling

2005 en 2010

Instrumenten

In een vragenlijst krijgen de jongeren over 27 delicten de vraag voorgelegd of zij dit delict 'ooit' gepleegd hebben en zo ja, of ze dat delict ook in de voorgaande twaalf maanden hebben gepleegd. Er wordt alleen gevraagd naar misdrijven, en niet naar overtredingen. De vragenlijst bestaat uit vier delen. In het eerste deel zijn vragen opgenomen over achtergrondkenmerken van de jongere, zijn relatie met zijn ouders en zijn vrijetijdsbesteding. Het tweede deel bestaat uit vragen over het wel of niet plegen van de delicten. Het derde deel gaat over slachtofferschap, contact met (hulpverlenings)instanties en de relatie die de jongere heeft met school. Het vierde deel bevat vragen aan de interviewer over de woonomgeving en over de gang van zaken tijdens het interview. Het eerste en derde deel worden door de interviewer afgenomen. De gevoelige vragen over delictgedrag en politiecontact (deel 2) worden door de jongere zelf ingevuld.

Afname

Alle aan het onderzoek deelnemende jongeren zijn thuis bezocht door een interviewer die de vragenlijst onder vier ogen heeft afgenomen.

Steekproefgrootte en respons

Populatie

Het onderzoek richt zich op jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar.

Steekproefgrootte

Voor de meest recente meting van de monitor zijn jongeren geselecteerd uit de Gemeentelijke Basisadministratie van gemeenten verspreid over het hele land. Vervolgens zijn 4664 jongeren benaderd met de vraag of ze mee wilden doen aan het onderzoek. Uiteindelijk zijn 3030 jongeren bevraagd. Het responspercentage komt daarmee voor de totale onderzoeksgroep op 65 procent. Nagegaan is waarin de responsgroep verschilt van de non-responsgroep. Er is een vergelijking gemaakt op basis van sekse, leeftijd, herkomstgroepering, regio en stedelijkheidsgraad. Tussen de twee groepen zijn geen verschillen met betrekking tot sekse en regio. Wel zijn er verschillen wat betreft stedelijkheidsgraad, herkomstgroep en leeftijd. In de responsgroep zijn iets minder jongeren aanwezig die afkomstig zijn uit West-Nederland, minder jongeren van Turkse en Marokkaanse herkomst en zijn meer jongeren aanwezig van Antilliaanse en Arubaanse herkomst of Nederlandse en jongeren met een overige migratieachtergrond.

Leeftijd

Er worden vier leeftijdscategorieën onderscheiden, te weten 10-11 jaar, 12-13 jaar, 14-15 jaar en 16-17 jaar. De verdeling over de leeftijdscategorieën is ongeveer gelijk. Er zijn in de onderzoeksgroep iets meer 10-11 jarigen vertegenwoordigt dan op grond van de verdeling van de totale populatie jongeren zou moeten. Na herweging wijkt de steekproef niet significant af van de populatie.

Verdeling sekse

Van de steekproef was 51,2 procent jongen en 48,8 procent meisje. Dit komt overeen met de verdeling van jongens en meisjes in Nederland.

Opleiding

De verdeling van de steekproef naar opleiding is als volgt: 30.6 procent basisschool; 46.2 procent voortgezet lager onderwijs; 21.4 procent voortgezet hoger onderwijs en 1.8 procent van de steekproef werkt of is werkzoekend. In de onderzoeksgroep blijken naar verhouding minder jongeren aanwezig te zijn die een opleiding op voortgezet lager onderwijsniveau volgen en meer jongeren die een opleiding op voortgezet hoger onderwijsniveau volgen vergeleken met de verdeling in de totale populatie jongeren. Na statistische correctie van opleiding wijkt de steekproef niet significant af.

Sociaal-economische status

In 2010 zijn er geen gegevens bekend gemaakt over de sociaal-economische status van de jongeren. In 2005 waren de onderstaande gegevens beschikbaar. De sociaal-economische status is achteraf, dat wil zeggen aan de hand van vragen in de enquête vastgesteld. Aan de kinderen is gevraagd of hun ouders betaald werk hebben en wat het opleidingsniveau van hun ouders is. 58 procent van de gezinnen bestaat uit twee werkende ouders; bij circa 34 procent van de gezinnen werkt één van beide ouders en bij circa 8 procent van de gezinnen werkt geen van beide ouders. Wat opleidingsniveau betreft heeft circa 30 procent van de ouders hoger onderwijs gevolgd, 35 procent hoger voortgezet onderwijs (havo en vwo) en circa 36 procent heeft maximaal lager voortgezet onderwijs (individueel beroepsonderwijs en mavo) gevolgd.

Etniciteit

78.8 procent van de deelnemende jongeren heeft een Nederlandse achtergrond en 22.2 procent een migratieachtergrond. Volgens CBS-gegevens is in de betreffende periode 77.5 procent van alle jongeren van Nederlandse afkomst.

Publicatiegegevens

  • Laan, A. van der, Blom, M. (2011). 'Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010 : ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit 2010'. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)
  • Blom, M., Laan, A.M. van der (2006). 'Jeugddelinquentie: risico's en bescherming : bevindingen uit de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit 2005'. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)