E205: Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen)

Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:

  • As E: Jeugdige en omgeving
  • E200: Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd

Kenmerken

Bij deze problematiek is er bij (een) vriend(en) en/of bij (een) kennis(sen) van de jeugdige sprake van een patroon van negativistisch, opstandig, ongehoorzaam en vijandig gedrag tegenover autoriteitsfiguren of van gedrag waarbij de grondrechten van anderen en belangrijke sociale normen of regels worden overtreden.

Daarnaast kan de jeugdige vrienden en/of kennissen hebben die middelen gebruiken. Er is sprake van het gebruik van een middel op een zodanige manier dat hierdoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan bij de desbetreffende persoon, of op een zodanige manier dat maatschappelijke overlast ontstaat. Problematisch gebruik is niet gelijk aan verslaving.

Problemen kunnen ontstaan wanneer de jeugdige een hechte band heeft met deze vriend(en)/kennis(sen) of actief deel uitmaakt van een groep waarin deze vrienden/kennissen participeren. De jeugdige kan in de groep:

  • zo nu en dan meedoen
  • erbij horen, maar niet actief zijn in activiteiten
  • behoren tot de actieve kern.

Het gedrag of de activiteit van de vriend(en) en/of kennis(sen) kan variëren van irritant en/of bedreigend tot ronduit gevaarlijk en/of misdadig. Wanneer de jeugdige zelf het gedrag zoals beschreven in onderstaande subtypes vertoont, dient de bijbehorende probleemcategorie geselecteerd te worden.

Subtypes en/of specificaties

Opstandig gedrag

Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in driftig gedrag, vaak ruzie hebben met volwassenen, opstandig gedrag en het weigeren om zich te voegen naar regels van volwassenen (rubriek A202).

Antisociaal gedrag

Hierbij is er sprake van probleemgedrag dat ernstiger is dan bij opstandig gedrag. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in:

  • vechten
  • stelen
  • liegen
  • spijbelen
  • gedrag dat leidt tot een schorsing van school of club
  • ongevoeligheid voor straf
  • niet vertonen van spijt en/of goedmaakgedrag
  • kil narcisme (opgeblazen gevoel van eigenwaarde, geen empathie)
  • een antisociale levensstijl
  • seksueel grensoverschrijdend gedrag.

Zowel bij opstandig gedrag als bij antisociaal gedrag kan het gaan om een gedragsprobleem zonder of met enige mate van agressie. Wanneer er sprake is van enige mate van agressie is onderscheid te maken in:

  • fysiek agressief gedrag (stompen, slaan, knijpen, schoppen, vechten, vernielen)
  • verbaal agressief gedrag (uitschelden, kwetsen, vernederen, bedreigen, pesten)
  • relationeel agressief gedrag (onjuiste geruchten verspreiden over een andere jeugdige om deze buiten de groep te sluiten, uit wraak vriendschap sluiten met een derde).

Daarnaast kan het gaan om proactief agressief gedrag (gecontroleerd agressief gedrag dat wordt gebruikt om een doel te bereiken) of om reactief agressief gedrag (een vijandige boze reactie op een waargenomen frustratie). Ook kan er sprake zijn van stoornissen zoals een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis of een antisociale gedragsstoornis (conduct disorder) bij vrienden of kennissen van de jeugdigen (beschreven in de DSM 5).

Alcoholproblemen

Voorbeelden hiervan zijn overmatig gebruik van alcohol (groep A400) en/of aan alcohol gebonden stoornissen (beschreven in de DSM 5).

Drugsproblemen

Voorbeelden hiervan zijn overmatig gebruik van drugs (groep A400), aan verschillende middelen gebonden stoornissen (beschreven in de DSM 5).

Gokproblemen

Voorbeelden hiervan zijn overmatig gokken (beschreven in groep A400) en/of een gokstoornis (beschreven in de DSM 5).

Culturele, leeftijds- en seksespecifieke kenmerken en verloop

Sommige vriendengroepen zijn uitgesproken cultureel en/of religieus bepaald, bijvoorbeeld een moslimorganisatie die oproept tot jihad of de blanke Lonsdale-jongeren die etnische minderheden belagen. De mate waarin het opstandige gedrag, het gebruik van geweld en het gebruik van middelen door de eigen maatschappelijke achterban wordt afgekeurd, is in hoge mate cultureel bepaald (Kohnstamm, 2002).

Sommige gedragingen worden als leeftijdsgerelateerd beoordeeld, zeker wanneer deze zich niet te sterk negatief manifesteren. In de samenleving wordt dan mild geoordeeld en het gedrag wordt afgedaan als 'behorende bij de leeftijd' (Deater-Deckard, 2002; Gifford-Smth, Dodge, Dishion & McCord, 2005).

Wanneer de jeugdige steeds actiever meedoet met de groep kan dat leiden tot dezelfde problemen bij de jeugdige zelf (Deater-Deckard, 2002).