D401: Problemen bij scheiding ouders

Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:

  • As D: Gezin en opvoeding
  • D400: Instabiele opvoedingssituatie

Kenmerken

Na scheiding van de ouders kan een jeugdige geconfronteerd worden met zaken die een probleem voor hem vormen en van invloed zijn op zijn gedrag en ontwikkeling, bijvoorbeeld:

  • gemis vader of moeder na de scheiding en bij een eventuele verdeling van de kinderen ook gemis broer en/of zus
  • strijd van ouders over het hoofd van de jeugdige
  • geringe beschikbaarheid van de ouders waardoor eventueel (tijdelijk) verminderd ouderschap mogelijk is (minder discipline, minder aandacht voor de lichamelijke verzorging, weinig emotionele steun)
  • nieuwe rolverdeling binnen het gezin
  • moeite met het steeds wisselen van woonplek, bijvoorbeeld de ene week bij vader, de andere week bij moeder
  • ruzie over de verdeling van spullen.

Daarnaast kan sprake zijn van het ouderverstotingssyndroom. Dit houdt in dat de jeugdige een van de ouders niet meer wil zien. Het kan gaan om een gezonde reactie van de jeugdige (loyaliteit aan de zwakke partij), maar op de lange termijn kan het schadelijke gevolgen hebben voor de jeugdige. Als na de scheiding van de ouders sprake is van een problematische relatie tussen ouders dan dient ook rubriek D405 (Problematische relatie tussen ouders) geselecteerd te worden.

Culturele, leeftijds- en seksespecifieke kenmerken en verloop

In hoeverre jeugdigen kunnen begrijpen wat een echtscheiding voor henzelf en hun omgeving betekent, op welk niveau zij de gevolgen kunnen begrijpen en hoe ze emoties kunnen verwerken, hangt samen met hun leeftijd en het ontwikkelingsstadium waarin zij zich bevinden.

Baby's en dreumesen (0-2)

Een belangrijk hechtingsfiguur wordt ontnomen; baby's en dreumesen hechten zich vaak sterk aan objecten (zoals een knuffel). Hoewel baby's weinig begrijpen van een complexe situatie als echtscheiding kunnen zij wel verdriet en spanningen bij anderen ervaren en hier actief iets mee doen; ze vertonen prosociaal gedrag.

Peuters en kleuters (2-6)

Jonge kinderen voelen zich vaak schuldig over de scheiding en denken dat ouders vanwege hen uit elkaar gaan. Een bijna altijd voorkomende angst na echtscheiding is separatieangst.

Basisschoolkinderen (6-12)

Kinderen van deze leeftijd verplaatsen zich in de ouders vanuit hun eigen perspectief. Ze maken zich zorgen over hun ouders. Daarnaast fantaseren zij veel over de mogelijke gevolgen en eventuele oplossingen voor de problemen in het gezin.

Adolescenten (12-22)

Door hun loyaliteit voelen jongeren zich verplicht hun ouders te helpen, anders voelen ze zich schuldig. Ouders die in deze periode te veel op het kind steunen, belemmeren de ontwikkeling van zelfstandigheid en onafhankelijkheid (Singendonk & Meesters, 2002).

Jongens zijn over het algemeen gevoeliger voor wat er door de scheiding in hun omgeving verandert, terwijl meisjes over het algemeen gevoeliger zijn voor gebeurtenissen in het gezin voor en na de scheiding. Meisjes lijden meestal meer onder de relatieproblemen van hun ouders dan jongens. Ze vertonen vooral teruggetrokken gedrag, terwijl jongens meer agressief gedrag vertonen. Meisjes voelen zich snel verplicht om de zorg voor hun ouders en eventueel jongere kinderen op zich te nemen (Wallerstein, Lewis & Blakeslee, 2000).

Jeugdigen uit gescheiden gezinnen voelen zich vaak wat ongelukkiger en zijn ontevredener met hun leven dan kinderen uit intacte gezinnen. Problemen kunnen zich manifesteren op het gebied van: zelfwaardering, sociale competentie, gedragsproblemen, drugsgebruik, delinquentie, sekserolontwikkeling, schoolprestaties, schoolloopbaan en het op latere leeftijd zelf aangaan en in stand houden van relaties (Singendonk & Meesters, 2002).