Deze problemen zijn in het classificatiesysteem CAP-J onderdeel van:
- As C: Cognitieve ontwikkeling en vaardigheden jeugdige
- C100: Problemen in de cognitieve ontwikkeling
Kenmerken
Problemen die verband houden met hoogbegaafdheid kunnen zich op meerdere domeinen manifesteren en zijn afhankelijk van persoonlijke eigenschappen en omgevingsfactoren van een jeugdige. Volgens het triadisch model van Renzulli is een kind hoogbegaafd als het een hoge intelligentie oftewel IQ hoger dan 130 heeft, waarbij creativiteit en motivatie positief ingezet worden. Motivatie en creativiteit worden beïnvloed door omgevingsfactoren als vrienden, gezin en school.
Karakteristieken die veel hoogbegaafde kinderen hebben zijn: sensitiviteit, goed gevoel voor humor, nieuwsgierigheid, een positieve verklaringsstijl, probleemoplossend vermogen, een hoge morele standaard, grote behoefte aan regelmatig nieuwe en zelfgekozen onderwerpen, interesses en activiteiten en een korte verwerkingstijd.
Subtypes en/of specificaties
Problemen die verband houden met hoogbegaafdheid kunnen zich voordoen op de volgende drie gebieden.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Aansluiting met leeftijdsgenoten: Doordat hoogbegaafde kinderen andere karakteristieken en interesses hebben dan hun leeftijdsgenoten en vaak al verder zijn in het begrijpen van vriendschappen, kunnen ze soms geen goede aansluiting vinden bij leeftijdsgenoten. Hierdoor hebben hoogbegaafde kinderen meer kans op emotionele problemen en vaker problemen in sociale relaties.
- Pesten: Hoogbegaafde kinderen lopen meer risico om het doelwit van pesten te worden, omdat ze zich anders gedragen dan leeftijdsgenoten.
- Vriendschappen: Er bestaat een grote discrepantie tussen de sociale en de cognitieve ontwikkeling van het kind en die van leeftijdsgenoten. Hoogbegaafde kinderen trekken vaak naar oudere kinderen met ongeveer hetzelfde intellectueel niveau.
- Perfectionisme: Hoogbegaafde kinderen zijn vaak perfectionistisch en leggen de lat voor zichzelf, vooral op academisch gebied, hoog. Dat kan leiden tot faalangst.
Opvoeding
- Hoogbegaafde kinderen en jongeren komen snel in opstand tegen onrechtvaardig gebruik oftewel misbruik van gezag. Een autoritaire opvoedingsstijl levert niet alleen frustratie en woede op, maar leidt ook tot weinig of geen opvoedingsresultaat. Een autoritatieve opvoedingsstijl, zoals grenzen stellen, regels uitleggen, redelijke verwachtingen hebben en warm en responsief zijn, zorgt voor het beste opvoedingsresultaat bij hoogbegaafde kinderen.
- Ouders moeten goed weten welke behoeften hun kind heeft en hoe ze hun kind moeten stimuleren en begrenzen. Daarvoor moeten zij meer tijd en energie steken in het begrijpen of leren begrijpen van hun kind.
- Het stoort hoogbegaafde kinderen als hun ouders zeggen dat ze iets belangrijk vinden, maar zich daar niet naar gedragen. Of als ouders aangeven dat ze iets gaan doen, maar dit uiteindelijk nalaten. Dit is niet bevorderlijk voor de relatie tussen ouder en kind, terwijl een goede ouder-kindrelatie samenhangt met betere sociale competenties bij hoogbegaafde kinderen.
School
- Geen of weinig uitdaging in de schoolomgeving: Hoogbegaafde kinderen vinden de stof op school vaak te makkelijk en kunnen de stof sneller tot zich nemen dan leeftijdsgenoten waardoor er weinig uitdaging is. Veel van deze kinderen ontwikkelen niet genoeg veerkracht voor momenten in de toekomst wanneer ze uitdagender stof tegenkomen. Het ingedikt aanbieden van de gewone lesstof, ook wel 'compacten', aangevuld met werk dat is aangepast aan het werk- en denkniveau van het kind, ook wel 'verrijken', is vaak een eerste stap om extra uitdaging te bieden. Ook academische versnelling zoals een klas overslaan, extra cursussen of het versnellen van een vak, kan hoogbegaafde kinderen meer uitdaging bieden en ervoor zorgen dat ze toegang krijgen tot gelijkgestemden.
- Onderpresteren: Leerlingen bij wie de werkelijke prestatie, die blijkt uit klassencijfers of evaluaties door docenten, minder goed is dan de verwachte prestatie, zoals blijkt uit testscores of cognitieve vaardigheidsbeoordelingen, zijn onderpresteerders. Dit onderpresteren is in verband gebracht met depressie en gedragsproblemen.
- Motivatieproblemen: Bij hoogbegaafde kinderen is het lastiger om de motivatie van buitenaf te stimuleren: ze zijn minder extrinsiek gemotiveerd. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor intrinsieke motivatie, bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de interesses van het kind.
- A101: Teruggetrokken gedrag
- A102: Angstproblemen
- A103: Stemmingsproblemen
- A501: Socialevaardigheidsproblemen
- A502: Problemen met communicatieve vaardigheden
- A901: Rigiditeit in gedrag
- C101: Problemen met schoolse vaardigheden/leerproblemen
- C102: Aandachtsproblemen
- E102: Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden
- E103: Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen)
- E203: Problematische relatie met leeftijdsgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk)