Ouderbegeleiding na een opvoedingsbesluit

Bij veel pleegzorgplaatsingen zijn ouders niet in staat hun kind het gevoel te geven dat het zich mag hechten aan pleegouders. Dat heeft veel invloed op de kans van slagen van een pleegzorgplaatsing. De interventie 'Ouderbegeleiding na een opvoedingsbesluit', ontwikkeld bij De Rading, helpt ouders om de plaatsing van hun kind in een pleeggezin te verdragen. Doordat ouders hun verdriet verwerken en een nieuwe rol vinden in het leven van hun kind, is er meer acceptatie en vermindert het risico op vroegtijdige beëindiging van de pleeggezinplaatsing.

Doel

Het doel van de interventie is dat ouders het opvoedingsbesluit kunnen verdragen en in staat zijn te accepteren dat hun kind in een ander gezin opgroeit en zich daar gelukkig kan voelen.

Doelgroep

De interventie is gericht op ouders, pleegouders en pleegkinderen.

Indicaties

  • Het kind of de jongere verblijft bij pleegouders in het kader van pleegzorg als opvoedingsvariant.
  • Het kind of de jongere en de ouders zijn op de hoogte van het opvoedingsbesluit.
  • Het kind of de jongere is jonger dan 23 jaar.
  • Ouders zijn in staat tot enige vorm van overleg met de pleegzorgbegeleider. Bij psychiatrische problematiek wordt indien nodig samenwerking gezocht met de behandelaar van ouders.

Aanpak

De interventie 'Ouderbegeleiding na een opvoedingsbesluit' helpt ouders afscheid te nemen van hun oorspronkelijke rol als opvoeder en hun nieuwe rol in te vullen.

De interventie bestaat uit vijftien contacten met ouders, pleegouders en het kind, verdeeld over drie fases. Tijdens de eerste fase worden samen met ouders doelen opgesteld. In de tweede fase wordt aan de doelen gewerkt. De derde fase is bedoeld als afronding.

De pleegzorgbegeleider spreekt met ouders en pleegouders over belangrijke momenten in het jaar, de invulling van de onderlinge contacten, het omgaan met het verlies van ouderschap en het creëren van een nieuw toekomstperspectief.

In de interventiebeschrijving is niet specifiek beschreven hoe de samenwerking eruit ziet. Dat wordt per casus beoordeeld. Als ouders ervoor openstaan, wordt hun hulpverlener bij de gesprekken uitgenodigd. In samenwerking met de ggz wordt bijvoorbeeld gekeken of en hoe je gezamenlijk kunt werken aan rouwverwerking. In samenwerking met zorg voor mensen met een lichte verstandelijke beperking wordt gezocht naar de meest passende communicatie en wordt vaak een jaarplanning gebruikt, omdat deze doelgroep vaak veel duidelijkheid nodig heeft.

Randvoorwaarden

Implementatie

Organisaties die de interventie willen uitvoeren, kunnen contact opnemen met de ontwikkelaars van De Rading om te bekijken wat er nodig is voor de implementatie. Vóór de start bieden de ontwikkelaars een training aan. Tijdens de uitvoering organiseren de ontwikkelaars intervisiebijeenkomsten. De betrokken gedragswetenschappers en leidinggevenden worden getraind om de implementatie te begeleiden en zij worden geacht deel te nemen aan de intervisiemomenten. Van deelnemende organisaties wordt verwacht dat zij deelnemen aan het lopende effectonderzoek om de interventie te blijven ontwikkelen. Ook krijgen de deelnemende organisaties vervolgbijeenkomsten aangeboden op basis van nieuwe inzichten.

Opleiding en competenties van de uitvoerders

De ouderbegeleiding wordt uitgevoerd door pleegzorgbegeleiders met minimaal een hbo-diploma, die een basistraining contextueel werken of systemisch werken hebben gevolgd. Verder moet de pleegzorgbegeleider adequate communicatietechnieken hanteren, zoals verbale vaardigheden, non-verbale vaardigheden, vraagtechnieken, metacommunicatie en circulaire vraagstelling.

Kosten

Uitvoering van de interventie kost 2.653 euro per gezin.

Evaluatie

Kwaliteitsbewaking

De pleegzorgbegeleiders worden begeleid door de gedragswetenschapper. Er zijn casuïstiekbesprekingen, waarin de voortgang van de ouderbegeleiding besproken kan worden. De pleegzorgbegeleider heeft primair de verantwoordelijkheid om ondersteuning te vragen bij de uitvoering van de interventie. Er is een traject gestart om jaarlijks een programma-evaluatie uit te voeren om na te gaan of de interventie nog uitgevoerd wordt zoals bedoeld en of de beschreven doelen en aanpak nog aansluiten bij de doelgroep. De eigenaar van de interventie draagt uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor het aanpassen en integreren van eventuele conclusies.

Onderzoek

De Rading deed in 2015 onderzoek naar de interventies die gestart zijn tussen 2010 en 2014. De resultaten van dit onderzoek:

  • Ouders kunnen beter verdragen dat hun kind in een pleeggezin woont en kunnen de plaatsing beter accepteren.
  • Ouders geven het kind meer emotionele toestemming om in het pleeggezin te zijn en een band aan te gaan met pleegouders.
  • Ouders hebben een betere band met hun kind aan het einde van de ouderbegeleiding.
  • De samenwerking tussen pleegouders en ouders is verbeterd.
  • Er is een duidelijke vermindering van de gedragsproblematiek, gemeten met de Child Behavior Checklist (CBCL).

Succesfactoren

  • Ouders worden met succes geholpen bij hun rouwproces en voelen zich serieus genomen.
  • Ouders kunnen hun ouderschap beter vormgeven in samenwerking met pleegouders. Dit is in het belang van zowel ouders als het kind.

Risicofactoren

  • De interventie kan niet ingezet worden als het opvoedingsbesluit nog niet genomen is.
  • In sommige situaties is intensieve samenwerking met de ggz een belangrijke voorwaarde voor het bieden van de juiste ondersteuning.
  • Van pleegouders wordt een actieve houding verwacht in de roldifferentiatie en de samenwerking met ouders.

Ouderbegeleiding – Na opvoedingsbesluit pleegzorg (Rading.nl)

Contactgegevens

Astrid Terstappen, teamcoördinator bij De Rading
E-mail: A.terstappen@rading.nl
Telefoon: (030) 272 43 53; (06) 22 13 85 97

Foto Hoda Yamani

Hoda Yamani

medewerker inhoud