Aantal kinderen en jongeren met een migratieachtergrond
Gegevens in een tabel
Achtergrond jeugd van 0 tot 25 jaar in 2023
Achtergrond | Percentage |
---|---|
Nederlands | 70 |
Westers | 11 |
Niet-westers | 19 |
Op 1 januari 2023 heeft circa 70 procent van alle 0- tot 25-jarigen in Nederland een Nederlandse achtergrond en 30 procent een migratieachtergrond. Deze laatste groep is opgebouwd uit 64 procent 0- tot 25-jarigen met een niet-westerse migratieachtergrond en ruim 36 procent met een westerse migratieachtergrond. De laatste jaren is er een daling in het aantal kinderen met een Nederlandse achtergrond, van ruim 75 procent in 2014 naar circa 70 procent in 2023, en een lichte stijging in het aantal kinderen met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond.
Van de jeugd met een niet-westerse migratieachtergrond behoort de grootste groep met ruim de helft tot de categorie 'overige'. Hiertoe behoren onder meer kinderen uit Syrië, Afghanistan, Iran en Irak. Na de groep 'overige' vormen kinderen en jongeren met een Marokkaanse achtergrond de grootste groep jeugdigen met een niet-westerse migratieachtergrond, met bijna 18 procent. Bijna 15 procent heeft een Turkse achtergrond, ruim 9 procent een Surinaamse achtergrond en 7 procent is afkomstig uit de (voormalige) Nederlandse Antillen en Aruba.
Sinds 2010 is het aandeel jeugd met een migratieachtergrond binnen de bevolking van 0 tot 25 jaar gestegen van 23,5 procent in 2010 naar 30 procent in 2023. Binnen deze groep is een verschuiving te zien in de verdeling van de herkomstgroepen. Zo is het percentage met een niet-westerse achtergrond gedaald van 69 procent van de jeugd met een migratieachtergrond in 2010 naar circa 66 procent in 2022. En het percentage jeugd met een westerse migratieachtergrond gestegen van circa 31 procent in 2010 tot 36 procent in 2023.
Onder jeugd met een niet-westerse migratieachtergrond vertoont de categorie 'overige niet-westerse afkomst' sinds 2010 een grootste stijging, van ruim 24 procent van de jeugd met een migratieachtergrond in 2010 naar ruim 50 procent in 2023. De stijging komt door een toename van het aantal vluchtelingen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023).
Deelname voortgezet onderwijs
Steeds meer kinderen gaan naar de havo of het vwo. Dit geldt voor alle herkomstgroepen alleen is onder de kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond de grootste stijging te zien.
In het schooljaar 2021/2022 zit 40,5 procent van de leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond in het derde leerjaar van het havo of vwo. Dat is het leerjaar waarin de meeste leerlingen hun definitieve schoolkeuze hebben gemaakt. Van de leerlingen met een westerse migratieachtergrond zit 56,0 procent op het havo of vwo. Van de leerlingen met een Nederlandse achtergrond gaat het om 51,0 procent.
In schooljaar 2006/2007 zat 29,6 procent van de kinderen met een niet-westers migratieachtergrond op het havo of vwo, 48,5 procent met een westerse migratieachtergrond en 46,2 procent van de leerlingen met een Nederlandse achtergrond. In 15 jaar tijd is het aandeel leerlingen dat havo of vwo volgt het sterkst gestegen bij jongeren met een niet-westerse achtergrond.
In 2021/2022 zat 37,6 procent van de Marokkaans-Nederlandse leerlingen, 34,1 procent van de Turks- Nederlandse leerlingen, 39 procent van de Surinaams-Nederlandse leerlingen en 27,9 procent van de leerlingen afkomstig uit de voormalige Nederlandse Antillen of Aruba op het havo of vwo. Vooral het aandeel leerlingen met een Marokkaanse en Turkse migratieachtergrond op het havo of vwo is de laatste tien jaar gestegen. In 2011/2012 zat 24 procent van de leerlingen in deze herkomstgroepen op het havo of vwo.
Onder leerlingen met een vluchtelingenachtergrond zijn er grote verschillen in onderwijsniveau. Zo zat 23,4 procent van de leerlingen met een Somalische achtergrond, 26,8 procent van de leerlingen met een Syrische achtergrond, 50,9 procent van de leerlingen met een Iraanse achtergrond en 51,2 procent van de leerlingen met een Afghaanse achtergrond in 2021/2022 op het havo of vwo (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022).
Deelname hoger onderwijs
Het aantal jongeren met een migratieachtergrond dat in Nederland een hbo- of wo-opleiding volgt is de afgelopen twintig jaar gestegen. Deze stijging zien we in mindere mate ook onder jeugdigen van Nederlandse origine. Het percentage jongeren van 18-25 jaar met een niet-westerse achtergrond dat een hbo opleiding volgt is met circa 10 procent gestegen. Van 11,5 procent in 2001/2002 naar bijna 21 procent in 2021/2022. Onder jongeren zonder migratieachtergrond gaat het om een stijging van bijna 7 procent: van 18,3 procent in 2001/2002 naar 25,2 procent in 2021/2022.
Grotere stijging onder vrouwen
Meer vrouwen dan mannen volgen een hbo-opleiding. In 2021/2022 geldt dat voor alle herkomstgroepen. De stijging van het aantal vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond dat een hbo-opleiding volgt is groter dan die van vrouwen met een Nederlandse achtergrond.
Het verschil tussen vrouwen met een Nederlandse achtergrond en vrouwen met een niet-westerse migratieachtergrond wordt steeds kleiner. Zo volgde in 2001/2002 ruim 12 procent van de vrouwen van 18-25 jaar met een niet-westerse achtergrond een hbo-opleiding. In 2021/2022 is dit gestegen naar ruim 22 procent. Onder vrouwen met een Nederlandse achtergrond gaat het om bijna 20 procent in 2001/2002 naar bijna 26 procent in 2021/2022.
Wetenschappelijk onderwijs
Ook binnen het wetenschappelijk onderwijs zijn jongeren met een migratieachtergrond bezig met een inhaalslag. Het verschil met hun leeftijdsgenoten met een Nederlandse achtergrond wordt kleiner. Zo volgt 2021/2022 bijna 14 procent van de jongeren van 18-25 jaar met een niet-westerse migratieachtergrond een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
Onder jeugd met een Nederlandse achtergrond gaat het om ruim 15 procent. Twintig jaar eerder ging het om respectievelijk 4 procent en 10 procent. Ook in het wetenschappelijk onderwijs stijgt het percentage het meest onder meisjes met een Turkse-, Marokkaanse en Surinaamse migratieachtergrond (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022).
Arbeidsmarkt
De arbeidsparticipatie onder de beroepsbevolking van 15 tot 25 jaar met een niet-westerse migratieachtergrond is de afgelopen tien jaar aanzienlijk gestegen. Van 44 procent in 2011 naar 59,5 procent in 2021. Onder jongeren met een Nederlandse achtergrond vond een kleinere stijging plaats. Van 65,5 procent in 2011 naar bijna 75,7 procent in 2021.
De arbeidsmarktparticipatie steeg het hardst onder jongeren met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. In 2011 had 42,5 procent van de jongeren met een Turkse achtergrond betaald werk. In 2021 is dit gestegen naar 58,9 procent. Onder jongeren met een Marokkaanse achtergrond gaat het om respectievelijk 45,4 procent en 65,3 procent.
Het aantal jongeren dat op zoek is naar werk is, met uitzondering van 2020 tijdens de coronapandemie, de laatste tien jaar onder zowel jongeren met en zonder migratieachtergrond gedaald. Nog steeds geldt dat jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond vaker werkloos zijn dan jongeren van Nederlandse origine.
In 2021 was 15,4 procent van de jongeren van 15 tot 25 jaar met een niet-westerse migratieachtergrond werkzoekend. Onder jongeren met een Nederlandse achtergrond gaat het om 7,5 procent. In 2011 ging het om respectievelijk 20,5 procent en 8,1 procent werkzoekende jongeren (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2022).
Definitie
In de statistieken verwijst de term 'migratieachtergrond' naar kinderen en jongeren die niet in Nederland geboren zijn of van wie een of beide ouders elders geboren zijn.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hanteert tot 2022 bij de presentatie van cijfers de volgende indeling:
- Nederlandse achtergrond: een persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar de persoon zelf is geboren;
- Westerse migratieachtergrond: iemand die in Nederland woont en van wie ten minste één ouder in een land in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika, Oceanië, Indonesië of Japan is geboren. Op grond van hun sociaal-economische en sociaal-culturele positie worden mensen met een migratieachtergrond uit Indonesië en Japan tot de westerse migratieachtergrond gerekend;
- Niet-westerse migratieachtergrond: iemand die in Nederland woont en van wie ten minste één ouder in een land in Afrika, Latijns-Amerika, Azië (exclusief Japan en Indonesië) of Turkije is geboren.
Verder wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie).
Bij het afbakenen van mensen met een migratieachtergrond staat het geboorteland van de ouders centraal. Minstens een van de ouders is in het buitenland geboren. Van mensen met een Nederlandse achtergrond zijn beide ouders in Nederland geboren.
Nieuwe indeling vanaf 2022
Het Centraal Bureau voor de Statistiek is in 2022 overgegaan op een nieuwe herkomstindeling ter vervanging van wat eerder bevolking met een westerse of niet-westerse migratieachtergrond werd genoemd.
Voortaan is meer bepalend waar iemand zelf geboren is, naast waar iemands ouders geboren zijn. De hoofdindeling westers en niet-westers wordt vervangen door een indeling op basis van werelddelen en veelvoorkomende immigratielanden.
Deze indeling wordt geleidelijk ingevoerd in tabellen en publicaties met bevolking naar herkomst.
Bronnen
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2023). Jeugd naar herkomst.
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Jeugd naar herkomst voortgezet onderwijs.
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Deelname hoger onderwijs naar herkomst.
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Arbeidsdeelname naar herkomst.
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2022). Rapport Integratie en Samenleven 2022.
Meer informatie over gebruikte onderzoeken:
Lees ook
-
Cijfers over jeugd in het algemeen
Cijfers over jeugd in het algemeenVoor wieProfessionalsBeleidsmakersHoeveel kinderen en jongeren zijn er in Nederland? En hoe zijn deze verdeeld over de verschillende provincies? Op deze pagina vind je de cijfers.
-
Culturele diversiteit
Culturele diversiteitHoe voed je als ouder je kind op bij culturele verschillen? Waar let je als professional op in een gesprek met gezinnen met een andere achtergrond dan die van jezelf?