In de eerste periode van afstandsonderwijs konden scholen maar deels aan de kerntaken van het onderwijs voldoen, waardoor leerlingen minder leertijd hadden. Hoewel scholen er misschien in slagen het verlies aan onderwijs later goed te maken, is er reden tot zorg. Dit concludeert de Inspectie van het Onderwijs na een onderzoek in april onder besturen en management van 865 scholen, instellingen en samenwerkingsverbanden.
Vooral jonge kinderen in het basisonderwijs en leerlingen in het beroepsonderwijs besteden veel minder tijd aan thuisonderwijs dan de reguliere onderwijstijd. Ook bij leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften is het verlies aan leertijd hoog.
Uit het onderzoek blijkt ook dat voor een grote groep leerlingen afstandsonderwijs moeizaam of helemaal niet tot stand komt door hun thuissituatie. Vooral kwetsbare leerlingen in het praktijkonderwijs, het mbo en het vmbo nemen minder vaak deel aan thuisonderwijs.
Volgens de scholen in het voortgezet onderwijs is bij deze leerlingen een gebrek aan motivatie een andere belangrijke belemmerende factor. Dit komt deels doordat het lastiger is om praktijkvakken thuis aan te bieden, terwijl juist die vakken leerlingen in het praktijkonderwijs en vmbo vaak motiveren. De Onderwijsinspectie adviseert scholen en instellingen om te zoeken naar verdere manieren om ook de praktijk in te bedden in het afstandsonderwijs.
De Inspectie stelt daarnaast dat het oplossen van leerachterstanden prioriteit moet krijgen. Dit moet voorkomen dat leerlingen problemen krijgen in het vervolgonderwijs.
Bron: Inspectie van het Onderwijs