Kleutertoetsen zijn niet representatief
Kleutertoetsen zijn niet representatief genoeg om het taal- en rekenniveau van een kind vast te stellen. Dat concludeert Niek Frans uit het onderzoek waarop hij op 19 september promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Het is lastig om op basis van één of twee kleutertoetsen vroegtijdig taal- en rekenproblemen bij kinderen te signaleren. Op basis van de score kun je niet voorspellen hoe een kind zich later ontwikkelt. Dat komt doordat de toets vaak een momentopname is en een kind groeisprongen maakt in zijn ontwikkeling. Op basis van een lage score kun je een kleuter daarom niet tot een risicogroep rekenen.
Leerkrachten gebruiken de toetsresultaten niet alleen om het niveau van een kind te peilen. Sommigen voelen de druk om betere scores te behalen als hun kinderen onder het gemiddelde scoren. Om de resultaten te verbeteren passen zij hun onderwijs aan door bijvoorbeeld te oefenen met de toetsen. De hogere scores die deze kinderen hierdoor behalen zijn echter niet representatief voor het niveau van een kind ten opzichte van de landelijke resultaten.
Volgens Su'en Verweij-Kwok, medewerker van het Nederlands Jeugdinstituut, bevestigt dit onderzoek nogmaals dat de ontwikkeling van kleuters grillig verloopt. 'Alle ervaringen die een kleuter opdoet, zijn geen totaalsom van plussen en minnen. Een kleuter kan, zonder aanwijsbare redenen, een terugval krijgen op verschillende ontwikkelingsdomeinen. Je zou meer recht doen aan de toetsscores door ze te verbinden met andere momentopnamen of verhalen in de leer- en leefomgeving van kleuters.'
'Die omgeving is de basis van het normale opgroeien en opvoeden. De school speelt een belangrijke rol. Om erachter te komen hoe het écht gaat met de kleuter, zou je eigenlijk alle verhalen van opvoeders in kaart moeten brengen, zoals de pedagogisch medewerker van de buitenschoolse opvang, de buurmannen en -vrouwen bij de speeltuin, de speel-o-theek of de jeugdverpleegkundige.'
Bron: Rijksuniversiteit Groningen; Nederlands Jeugdinstituut