Meisjes sluiten het voortgezet onderwijs op een hoger niveau af dan jongens. Van de leerlingen die in schooljaar 2010/2011 begonnen aan de brugklas hadden de meisjes zeven jaar later vaker een havo- of vwo-diploma en jongens vaker vmbo-diploma op basis- of kaderberoepsgericht niveau. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Bij het definitieve schooladvies van de basisschool waren er nauwelijks verschillen tussen jongens en meisjes. Het gemiddelde percentage goede antwoorden op de Cito-onderdelen taal, rekenen-wiskunde en studievaardigheden was voor jongens 75 procent en voor meisjes 74 procent. Ook bij de start in de brugklas was er weinig verschil.
In de eerste drie jaar van het voortgezet onderwijs liepen jongens vaker vertraging op dan meisjes. Na drie jaar had 14,8 procent van de jongens gedoubleerd, tegen 9,3 procent van de meisjes. Ook stroomden jongens meer uit zonder diploma: 4,3 procent van de jongens tegen 3,0 procent van de meisjes.
Na zeven jaar voortgezet onderwijs hadden de meeste leerlingen een diploma behaald. Van de meisjes had 43,2 procent een vmbo-, havo- of vwo-diploma, bij de jongens was dat 38,2 procent. Jongens hadden naar verhouding vaker een vmbo-diploma op basis- of kaderberoepsgericht niveau.
Bron: CBS