'JeugdzorgPlus en JJI, werk meer samen'

JeugdzorgPlus-instellingen en justitiële jeugdinrichtingen moeten hun kennis en expertise bundelen bij de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen voor de behandeling van jongeren die een delict hebben gepleegd. Dat zeggen onderzoekers van Praktikon naar aanleiding van gesprekken met acht jongeren en negentien professionals die betrokken waren bij hun plaatsing in een instelling.

JeugdzorgPlus is ontwikkeld om twee groepen te splitsen: jongeren die voor hun bescherming worden opgenomen en jongeren die zijn veroordeeld na een delict. Toch komt het regelmatig voor dat jongeren die verdacht zijn van een delict geplaatst worden in een JeugdzorgPlus-instelling. Dat heeft ermee te maken dat de doelgroep van beide typen instellingen overlapt: de jongeren hebben vaak ernstige, complexe problemen, waar het delict een uiting van is. Vooral jongeren met een lange hulpverleningsgeschiedenis komen in JeugdzorgPlus terecht na het plegen van een delict, zo blijkt.

Juist omdat die lange hulpverleningsgeschiedenis vaak niet leidde tot goede resultaten, pleiten de onderzoekers voor de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen. De jongeren hebben stabiliteit nodig, zowel in hun verblijfsomgeving als in behandelaren. Dat is in een kleinschalige voorziening beter te realiseren. Ook jongeren met complexe problemen die vanuit het strafrecht worden geplaatst, hebben baat bij kleinschalige voorzieningen die gericht zijn op de juiste behandeling.

Verder denken de onderzoekers dat JeugdzorgPlus-instellingen en justitiële jeugdinrichtingen er goed aan doen meer kennis en expertise uit te wisselen. Dat lijkt nu weinig te gebeuren, hoewel ze deels dezelfde doelgroep hebben. Daarom is het goed als JeugdzorgPlus-instellingen en justitiële jeugdinrichtingen bij de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen samenwerken.

Bron: Praktikon; ZonMw