'Hoe minder aanbieders, des te minder uitgaven'

In gemeenten waar het aantal gecontracteerde jeugdhulpaanbieders tussen 2016 en 2018 niet snel steeg, stegen ook de uitgaven aan jeugdhulp minder snel. Dat is een van de conclusies uit een kleinschalig onderzoek van KPMG, dat minister Hugo de Jonge van VWS naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Het aantal aanbieders waar de negen onderzochte gemeenten contracten mee afsloten, steeg flink tussen 2016 en 2018. Al die aanbieders hebben hun eigen uitvoeringskosten, wat ten koste kan gaan van de efficiëntie. Juist in de gemeenten waar het aantal aanbieders minder snel steeg, stegen ook de uitgaven minder.

Het marktaandeel van de tien grootste aanbieders daalde tussen 2016 en 2018 van 80 naar 60 procent. Hun omzet daalde echter niet. Dat betekent dat de markt als geheel groter moet zijn geworden en die groei van de markt is ontstaan door de inzet van meer kleine en middelgrote aanbieders.

In de gemeenten steeg het marktaandeel van jeugdhulp met verblijf en specialistische ggz tussen 2016 en 2018, terwijl het marktaandeel van jeugdhulp zonder verblijf daalde. De toename van het marktaandeel van gespecialiseerde zorg is niet in lijn met de bedoeling van de decentralisatie van zorgtaken. Door preventie en hulp in de eigen omgeving zou het beroep op gespecialiseerde zorg juist moeten dalen. De transformatie van de jeugdhulp komt dus nog onvoldoende op gang, schrijft De Jonge in zijn begeleidende brief aan de Kamer.

Negen gemeenten en dertien jeugdhulpaanbieders deden mee aan het onderzoek van KPMG. Door het kleine aantal deelnemers is het onderzoek niet representatief. De Jonge laat nader onderzoeken of er structureel meer geld nodig is voor jeugdhulp. Dat onderzoek moet dit najaar zijn afgerond.

Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt is niet in overeenstemming met de cijfers over jeugdhulpgebruik die het CBS in oktober publiceerde. Daarin is een stijging te zien van ambulante jeugdhulp.

Bron: Ministerie van VWS; CBS