527 duizend kinderen jonger dan 18 jaar hadden in 2017 minstens één stiefouder, -broer of –zus of halfbroer of -zus. Dat is 16 procent van alle minderjarigen, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Nederland telde in 2017 ongeveer 3,4 miljoen minderjarigen. Van ruim 2,6 miljoen kinderen woonden de juridische ouders samen; bij 727 duizend kinderen (21 procent) was dat niet het geval.
Een derde van de minderjarigen in een complex gezinsverband woonde samen met de juridische ouders en minstens één halfbroer of -zus uit een eerdere relatie van een ouder. Twee derde woont niet met beide juridische ouders. Hun ouders hebben nooit samengewoond, zijn gescheiden, of een van de ouders is overleden.
40 procent van de kinderen in een complex gezinsverband heeft een stiefouder; 10 procent heeft er twee. 66 procent heeft alleen halfbroers en -zussen; 15 procent heeft alleen stiefbroers en -zussen. 10 procent van de kinderen heeft stief- en halfbroers en -zussen.
De gegevens waarover het CBS rapporteert hebben niet alleen betrekking op het huishouden waar het kind vooral woont en geregistreerd staat, maar waar relevant ook over het huishouden van de andere voormalige partner. Naar de hoeveelheid tijd die een kind doorbrengt in beide huishoudens is niet gekeken.
Wennen aan een stiefgezin
Leven in een samengesteld is voor niemand makkelijk, zeker in het begin, vertelt Harmke Bergenhenegouwen van het Nederlands Jeugdinstituut. 'Kinderen moeten vaak wennen aan het nieuwe gezin en de stiefouder. En omgekeerd moet de stiefouder een band opbouwen met de stiefkinderen. Het duurt doorgaans twee jaar voordat een stiefgezin een zekere stabiliteit heeft gevonden.'
Het is voor kinderen vaak moeilijk als hun vader of moeder verliefd is op iemand anders, zegt Bergenhenegouwen. 'Als zij gaan samenwonen, moeten kinderen de hoop opgeven dat hun ouders ooit weer samenkomen. Dat kan veel verdriet geven. Je ziet ook dat kinderen zich soms afzijdig houden van de stiefouder omdat zij warm contact zien als verraad aan hun biologische ouder. Die botsende loyaliteiten zijn vaak een bron van conflicten en maken de verhoudingen in een stiefgezin complex.'
'Het helpt als ouders goed in de gaten houden hoe de kinderen zich voelen en erop voorbereid zijn dat kinderen zich bedreigd kunnen voelen door de komst van een nieuwe partner. Ze moeten opeens hun ouder delen met iemand anders. Door de veranderingen kunnen kinderen zich onzeker en minderwaardig gaan voelen. Het helpt als biologische ouders regelmatig tijd alleen met de kinderen doorbrengen en dan iets speciaals met hen doen. Die speciale aandacht voor hen, in combinatie met het feit dat kinderen hun ouder na de scheiding weer gelukkig zien, is een groot voordeel van het opgroeien in een samengesteld gezin.'
Bron: CBS; Nederlands Jeugdinstituut