'Gebruik bij multiproblemen de ruimte in de wet'

Professionals in het sociale domein die werken met cliënten met multiproblematiek moeten de ruimte voor maatwerk binnen de bestaande wetten en regels beter gebruiken. Er komt een programma om dat te stimuleren, schrijft staatssecretaris Tamara van Ark van SZW in een brief aan de Tweede Kamer.

Als cliënten problemen hebben in verschillende sociale domeinen, kunnen maatregelen in het ene domein de problemen in het andere verergeren. Voor deze groep moet sneller maatwerk worden ingezet, schrijft Van Ark. Professionals moeten kunnen afwijken van de standaard werkwijze en informatie delen die noodzakelijk is om tot een oplossing te komen. Een voor de cliënt geschikte voorziening moet meteen kunnen worden ingezet, ook als nog niet duidelijk is vanuit welk budget dat betaald moet worden: Wmo, Jeugdwet, de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

Van Ark wil in een kopgroep van circa tien gemeenten praktijktoetsen uitvoeren om een manier te vinden om meer maatwerk te bieden. Ze benadrukt dat maatwerk vaak binnen de bestaande wet- en regelgeving goed mogelijk is.

Yamuna Ditters, medewerker van het Nederlands Jeugdinstituut, herkent de problematiek bij jongeren die met verschillende loketten te maken krijgen. De wet wordt vaak te strikt geïnterpreteerd, is haar ervaring. 'Als een jongere op z'n 18e verjaardag geen jeugdhulp meer wil, kan hij volgens de wet na zes maanden alsnog verlengde jeugdhulp vragen. Volgens sommige gemeenten kan dat na twaalf maanden niet meer. Maar in de wet staat dat gemeenten na zes maanden nog verlengde jeugdhulp mogen bieden, niet dat het na twaalf maanden niet meer mag.'

Professionals, klantmanagers bij gemeentelijke loketten, maar ook beleidsmakers en zelfs de accountants die de rechtmatige besteding van de gemeentefinanciën controleren moeten weten welke ruimte de wet biedt, vindt Ditters. 'Denk vanuit rechtvaardigheid in plaats van rechtmatigheid. Heb je als gemeente volgens de regels gehandeld, of heb je voldaan aan de bedoeling van de wet?'

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Nederlands Jeugdinstituut