Het kabinet moet de komende jaren miljarden extra uittrekken voor de gemeentelijke taken in de jeugdzorg. Dat oordeelt de arbitragecommissie in het conflict tussen rijk en gemeenten over de tekorten in de jeugdzorg. Maar de commissie vindt ook dat er meer nodig is dan geld alleen.
De arbitragecommissie is dit voorjaar ingesteld op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) nadat de onderhandelingen met het Rijk over de financiering van de jeugdzorg op niets waren uitgelopen. De arbitragecommissie vindt dat het kabinet voor 2022 een extra bedrag van 1,9 miljard euro moet reserveren en voor 2023 en 2024 1,6 miljard. Daarna loopt het bedrag af tot 800 miljoen in 2028. Het kabinet wil hierover eerst overleggen met de VNG.
De arbitragecommissie vindt dat voor het aanpakken van de problemen in de jeugdzorg meer nodig is dan geld. Het verbeteren van de duurzaamheid, doelmatigheid en kwaliteit van de jeugdzorg is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, gemeenten en aanbieders. Daarvoor moet eind 2021 een ontwikkelplan klaar zijn.
Kwaliteit verbeteren
'Het is belangrijk dat de arbitragecommissie duidelijk stelt dat geld alleen de problemen in de jeugdzorg niet gaat oplossen', zegt Rutger Hageraats, directielid van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi). 'Om de kwaliteit van de jeugdzorg te verbeteren is een forse inspanning nodig. Daarom is het zaak dat de extra middelen niet alleen worden gebruikt om tekorten van gemeenten te dekken, maar ook om extra te investeren in hervormingen en in versterking van de pedagogische basis.'
Hageraats ziet het advies van de commissie ook als een duidelijke aansporing voor het debat over opgroei- en opvoedvraagstukken waarvoor het NJi pleit. 'De commissie stelt terecht dat jeugdhulp niet is bedoeld voor alledaagse problemen die nu eenmaal horen bij opvoeden en opgroeien.'
Bron: Ministerie van VWS; Nederlands Jeugdinstituut