Mediagebruik 6-8 jarigen
Mediagebruik kenmerkend voor kinderen van 6 - 8 jaar
Vanaf 6 jaar krijgen kinderen behoefte aan zelfstandig mediagebruik. Ze gebruiken media-apparatuur steeds minder met hun ouders. Ze vinden het nog steeds leuk om 'samen' iets met de tablet of computer te doen, maar dan liever met vriendjes, broertjes en zusjes. Dat kan nu ook, omdat ze steeds beter kunnen lezen en schrijven. Het verschil tussen jongens en meisjes gaat nu ook een rol spelen. De meeste jongens zijn op zoek naar typische jongensproducten en meisjes naar typische meisjesproducten. Gemiddeld besteden kinderen van 6 tot en met 8 jaar ruim twee uur per dag aan televisiekijken, computeren en gamen. Vanaf deze leeftijd worden bioscoopfilms interessant, bijvoorbeeld om verjaardagen te vieren.
Televisie en film
Kinderen in deze leeftijdsgroep ontwikkelen een voorkeur voor entertainment dat niet per se ook educatieve waarde heeft. Favoriet zijn bijvoorbeeld series als Pokémon, My Little Pony en Disneyfilms. Dit soort producties hebben een grote aantrekkingskracht op jonge kinderen, omdat ze een overvloed aan zaken bieden waar kinderen veel van houden: actie, fysieke humor, opvallende heldere kleuren en aansprekende liedjes. Bij veel van deze series zijn vaak speelgoedartikelen verkrijgbaar die de herkenbaarheid verhogen. In deze films en series komen ook stereotype karakters voor; karakters die bijvoorbeeld duidelijk goed of slecht zijn. Deze duidelijkheid is voor het kind erg prettig. Kinderen onder de 8 jaar hebben namelijk nog moeite met de gelaagdheid van karakters, bijvoorbeeld dat ze een dubbele agenda hebben of verschillende rollen tegelijk kunnen vervullen. Kinderen snappen een plot vaak ook nog niet zo goed. Een heldere verhaallijn is voor hen dan erg fijn.
De aandachtsboog van kinderen is in deze leeftijdsfase al een stuk langer dan bij kleuters. Ze kunnen nu langer geconcentreerd naar een film of serie kijken. Daarnaast zijn kinderen in deze leeftijdsfase ook steeds meer geïnteresseerd in wat er in de echte wereld gebeurt. Wat andere kinderen overkomt of meemaken en nieuws over dieren en de natuur vinden ze erg interessant. Een koppeling maken met hun eigen bestaan is ook heel belangrijk; dus plaatjes of speelgoed van favoriete series en films sparen doen ze graag om het gevoel te krijgen dat ze er bij horen.
Tablets en smartphones
Het is niet ongebruikelijk dat 8-jarigen al een mobieltje hebben en dat neemt toe naarmate kinderen ouder worden. De jongste kinderen gebruiken hun mobiel vooral voor noodgevallen en filmpjes kijken. Als kinderen ouder worden wordt het gebruik meer gevarieerd. Kinderen gaan dan gamen, vloggers volgen en met anderen appen.
Het bezit van tablets is de laatste jaren enorm snel gestegen, vooral in gezinnen met jonge kinderen. Precieze cijfers ontbreken, maar volgens schattingen heeft al gauw een op de tien kinderen van 6 tot en met 8 jaar een eigen tablet. Andere kinderen gebruiken regelmatig die van een ouder. Ook het aanbod van apps en spellen voor de tablet en smartphone is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Het varieert van heel simpele apps en games tot educatieve apps en games waarmee allerlei reken- en taalvaardigheden kunnen worden geoefend.
Computers
Doorgaans beginnen kinderen op hun zevende echt zelfstandig gebruik te maken van de laptop. Ze zijn dan pas in staat om een muis of touchpad en een toetsenbord op de laptop te bedienen. Net zoals de fysieke wereld van het kind zich met sociale contacten uitbreidt, zo gebeurt dat ook online. Rond hun achtste krijgen kinderen steeds meer belangstelling voor sites waar ze anderen online kunnen ontmoeten.. Daar hebben ze hun eigen vertrouwde plekje en leggen ze de eerste voorzichtige contacten met vriendjes.
Spelcomputers
Kinderen tussen de 6 en 8 jaar spelen regelmatig games. Games hebben een grote aantrekkingskracht op kinderen, omdat gamen voor hen gelijkstaat aan 'gewoon' spelen. Spelen is een wezenlijk onderdeel van de kindertijd en is van groot belang voor een gezonde ontwikkeling. Herhaling is daarbij een belangrijke factor. Games bieden de mogelijkheid om dingen steeds opnieuw uit te proberen.
Vanaf een jaar of 6 groeit al snel de voorkeur voor wat moeilijker media-inhoud en een hoger tempo. Kinderen kunnen zich nu ook veel langer op een game concentreren. Ze vermaken zich met onverwachte gebeurtenissen op het scherm, zolang deze voorkomen in een vertrouwde context. Kinderen in deze leeftijdsfase snappen de regels van spelletjes, maar hebben zeker in het begin nog wel moeite om samen met anderen de regels te volgen. Ze zijn erg bezig met rivaliteit en willen graag zelf winnen. Daarom spelen ze vaak nog het liefst op zichzelf. Dit verklaart de populariteit van snelle onlinespelletjes.
Printmedia
Vanaf deze leeftijd leren kinderen zelf lezen. Kinderen vanaf 6 jaar zijn toe aan verschillende soorten kinderboeken en verhalen. Ze zullen uit zichzelf nog snel de vertrouwde verhalen pakken, het is goed om hen hierbij variatie aan te bieden. Daardoor zijn ze op den duur beter in staat om te bepalen wat bij hen past. Dit levert een bijdrage aan de ontwikkeling van hun smaak. Vanaf het zevende en achtste jaar neemt het leesplezier bij kinderen af. Een mogelijke oorzaak kan zijn dat in de tweede helft van de basisschool de focus verschuift van het 'leren om te lezen' naar het 'lezen om te leren'. Er vindt een verschuiving plaats van het vrijwillige naar het verplichte lezen. De teksten die kinderen moeten lezen worden steeds complexer en abstracter, waardoor de kans stijgt dat ze negatieve leeservaringen opdoen.
Het is nog steeds belangrijk om kinderen vanaf 6 jaar voor te lezen. Voorlezen is namelijk belangrijk voor de taalontwikkeling, het vergroten van de woordenschat, de prikkeling van de fantasie en het verbeeldingsvermogen. Maar ook voor het vergroten van leesplezier en voor de stimulatie om zelf te gaan leren lezen. Gebleken is dat de leesvaardigheid het best ontwikkeld is bij kinderen die opgroeien in een omgeving waarin lezen met plezier een vanzelfsprekendheid is. Voorlezen op deze leeftijd moet niet helemaal in het teken moet staan van de ontwikkeling. Het sociale aspect, het samen genieten van een boek, staat voorop.
Belangrijke positieve effecten van mediagebruik
Mediagebruik kan een belangrijke meerwaarde hebben voor kinderen. Er zijn aanwijzingen dat televisieprogramma's, games, websites en apps een positieve invloed kunnen hebben op de ontwikkelingsgebieden van kinderen. Hieronder zetten we de positieve effecten van mediagebruik op een rij.
Taalontwikkeling
Kinderen kunnen met daarvoor bedoelde apps of spelletjes oefenen met taal, bijvoorbeeld woorden leren schrijven of spellingstestjes doen. Kinderen nemen ook woordgebruik over van films of series en gebruiken dat bij hun spel met vriendjes. Ondertiteling is vaak nog te lastig, omdat het te snel gaat. Maar kinderen vinden het wel leuk om te oefenen met het lezen van ondertiteling. Ongemerkt pikken kinderen ook Engelse woorden op van Engelstalige series en muziek.
Cognitieve ontwikkeling
Kinderen leren veel van natuurseries of andere informatieve producties die speciaal voor hen gemaakt zijn, bijvoorbeeld programma's van Schooltv, uitzendingen van Het Klokhuis, of educatieve apps, websites en games.
Lichamelijke en motorische ontwikkeling
Het spelen van computer- en videogames vereist een verregaande oog-handcoördinatie, wat kinderen van 6 tot en met 8 jaar inmiddels redelijk goed beheersen. Ze kunnen die vaardigheid versterken door spelletjes te spelen. Het is aangetoond dat games deze coördinatie gunstig beïnvloeden, wat vervolgens een positief effect op hun zelfvertrouwen heeft.
Bewegen is ook belangrijk voor kinderen. Actieseries en andere films of programma's nodigen uit tot spel en imitatie, waardoor kinderen ook aan beweging doen. Liedjes en muziek kunnen aanzetten tot bijvoorbeeld meedansen en klappen. Sportuitzendingen, vooral grote evenementen, stimuleren kinderen om zelf aan sport te doen. Ook bestaan er specifieke games waarin kinderen, bijvoorbeeld op een board, sport- of dansoefeningen doen. Als kinderen hier consequent aan meedoen kan dat een gunstig effect hebben op de conditie en lichaamsgewicht.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Kinderen doen graag iets met de computer of televisie, omdat ze dat tegelijkertijd met anderen kunnen doen. Voor kinderen is het heel erg leuk om met z'n allen te lachen om een filmpje. Ze spelen ook graag met anderen spelletjes op de computer . Strijden om wie de meeste punten haalt, is voor kinderen een belangrijke manier om hun sociale vaardigheden te testen. Door games te spelen leren kinderen ook hoe ze met elkaar om moeten gaan. Dat is goed voor de ontwikkeling van hun sociale vaardigheden.
Morele ontwikkeling
Een verhaal kan een kind een andere wereld laten binnenstappen. Zo kunnen ze kennismaken met andere gewoonten, culturen en tijden. Hierdoor wordt de ontwikkeling van hun inlevingsvermogen gestimuleerd. Het zet kinderen aan na te denken over andere levenswijzen en over de wereld om hen heen. Door het samen spelletjes spelen op een computer leert een kind zich van anderen te onderscheiden, bijvoorbeeld door uit te maken wie de meeste punten heeft behaald.
Spel en fantasie
Veel samenspel is mede gebaseerd op wat kinderen tegenkomen in films, spelletjes en televisieprogramma's. Deels imiteren kinderen daarbij wat ze van het scherm kennen, maar tegelijk passen ze de regels aan hun eigen situatie aan. Mediagebruik kan in verschillende mate de fantasie stimuleren. Filmpjes, games of boeken die meer aan de verbeelding overlaten (ofwel door het verhaal of de vragen die het oproept, ofwel doordat er minder beelden zijn voorgekauwd, zoals bij leesboeken), ontlokken meer eigen fantasie.
Belangrijke negatieve effecten van mediagebruik
Om zich gezond te ontwikkelen, hebben kinderen een uitgebalanceerde en gevarieerde tijdsbesteding nodig. Spelen, voldoende slapen en contacten met anderen zijn belangrijk in hun ontwikkeling, zodat zij sociaal en emotioneel goed kunnen functioneren. Te veel tijd besteden aan mediagebruik doet hieraan af en is niet gunstig voor hun ontwikkeling. Daarnaast zijn sommige media-inhouden niet goed voor kinderen als ze daar in hun ontwikkelingsfase nog niet aan toe zijn. Met de juiste begeleiding kunnen deze negatieve effecten voorkomen worden.
Taalontwikkeling
Media op de achtergrond (bijvoorbeeld wanneer de televisie aanstaat) kan invloed hebben op de taalontwikkeling van kinderen. Het geluid van de televisie stoort bij het spreken met en het luisteren naar andere gezinsleden. Ook vind minder communicatie plaats, waardoor kinderen minder oefenen met taal. Bovendien kunnen programma's aanstaan waarvan de inhoud niet afgestemd is op kinderen van 6 tot en met 8 jaar, en ze kunnen te moeilijk taalgebruik bevatten. Een televisie op de slaapkamer is niet bevorderlijk voor de taalontwikkeling van kinderen. Er is dan vaak geen begeleidende volwassene in de buurt die uitleg kan geven bij wat kinderen zien. Daarnaast zijn kinderen vaak geneigd om niet uit zichzelf naar educatieve programma's te kijken, of kijken ze na zo'n programma direct naar een ander programma, waardoor de educatieve boodschap weer naar de achtergrond verdwijnt.
In deze leeftijdsfase leren kinderen lezen. Ondertiteling kunnen kinderen vaak nog niet bijhouden, omdat het te snel gaat. Buitenlandse films of programma's kunnen hen daardoor overvoeren, met frustratie en verveling als gevolg. Ook kunnen kinderen beelden verkeerd interpreteren als ze de taal niet kunnen verstaan. Dit kan effect hebben op cognities en emoties. Idolen in de media kunnen een belangrijke voorbeeldfunctie hebben voor kinderen. Kinderen nemen bijvoorbeeld hun houding ten opzichte van grof taalgebruik over. Onderzoek heeft echter niet eenduidig uitgewezen dat kinderen in bepaalde fases van hun ontwikkeling meer of minder gevoelig zijn voor het overnemen van grof taalgebruik.
Cognitieve ontwikkeling en morele ontwikkeling
Films, games en telvisieprogramma's kunnen het wereldbeeld van jonge kinderen beïnvloeden. Doordat kinderen op cognitief gebied nog niet volledig ontwikkeld zijn, is het lastig voor hen om mediabeelden kritisch te evalueren. Ook al wordt aan hen uitgelegd dat iets niet echt is of dat dingen mooier worden gemaakt dan dat het in werkelijkheid is, missen kinderen nog de vaardigheden om kritisch te kunnen reflecteren. Emoties bij wat ze zien en ervaren maken het ook moeilijk om kritisch afstand te kunnen nemen. Omdat kinderen nog relatief weinig begrip hebben van de echte wereld, kunnen vooral nieuwsbeelden, documentaires of rapportages hun ideeën sterk vertekenen. Ze betrekken direct zichtbare gevaren of enge situaties waar mensen bij betrokken zijn als epidemieën, overvallen, branden en ongelukken op zichzelf. Kinderen die de context van de situaties niet goed kunnen overzien kunnen denken dat hen dat ook kan overkomen. Te jonge kinderen kunnen het idee krijgen dat de wereld gevaarlijk is.
Als kinderen series, films of spelletjes met geweld zien, maar waar het kind eigenlijk nog te jong voor is, kan het kind geweld als probleemoplossing gewoon gaan vinden. Reclames kunnen tot een vertekend wereldbeeld leiden, doordat zij vaak de boodschap uitdragen dat je alleen gelukkig bent als je veel bezit.
Lichamelijke en motorische ontwikkeling
Voor de spierontwikkeling, voor vetafbraak en voor de opbouw van het zenuwstelsel is het belangrijk om voldoende te bewegen. Veel stil zitten achter een beeldscherm is dus niet gunstig, en veelvuldig dezelfde bewegingen met de hand maken, bijvoorbeeld bij computerspelletjes, vergroot de kans op RSI-klachten. In de praktijk komt dit echter niet heel erg veel voor bij kinderen, omdat zij uit zichzelf nog erg beweeglijk zijn. Wel belangrijk is dat kinderen voldoende buiten zijn. Daglicht is belangrijk voor de ogen en het algemeen welbevinden.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Teveel mediagebruik kan ertoe leiden dat kinderen minder samenspelen, waardoor ze te weinig oefenen met sociale vaardigheden. Ook mediageweld kan invloed hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Mediageweld kan agressief of asociaal gedrag stimuleren en kinderen onverschilliger maken voor geweld of onrecht in hun omgeving. Niet alle soorten mediageweld hebben op alle kinderen dezelfde invloed. Het effect ervan is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het type mediageweld, het kind dat ernaar kijkt (meer effect op kinderen met een agressief temperament) en de omgeving waarin het kind opgroeit (meer effect in omgeving waarin geweld gangbaar is). Onderzoeken tonen klein tot middelgroot effect aan van mediageweld op agressief gedrag.
Spel en fantasie
Drukke tekenfilms kunnen het spelgedrag van kinderen direct negatief beïnvloeden. Door de drukke beelden kunnen kinderen onvoldoende concentratie voor het spel opbrengen. Nieuwsuitzendingen en films, en met name die waarin ruzies, ziektes, rampen, gevaar, verminkingen of zeer angstige hoofdpersonen voorkomen, kunnen angst oproepen. Kinderen in deze leeftijdsfase kunnen ook nog steeds heel erg bang worden van fantasiegevaren in de media, bijvoorbeeld van gebeurtenissen die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren, maar die in hun ogen wel realistisch lijken, zoals monsters in speelfilms.
Ingrijpende angsteffecten verdwijnen bij de meeste kinderen na enkele uren of dagen. Bij sommige jonge kijkers is de angst die een televisieprogramma of film oproept echter een stuk serieuzer. Deze kinderen blijven weken of soms maanden tot jaren angstig van die ene indrukwekkende scène. Dit kan ingrijpende gevolgen hebben voor hun dagelijkse leven, bijvoorbeeld slaaptekort of niet meer alleen onder de douche durven. Van veel films, televisieprogramma's en games is vaak ook speelgoed te koop, zoals poppen of auto's. Dergelijk speelgoed nodigt vaak niet uit om op verschillende manieren gebruikt te worden. Het wordt vooral gebruikt in lijn met het voorgeschreven script van de film, de game of het televisieprogramma. Kinderen gebruiken hierdoor minder eigen creativiteit.
De normale ontwikkeling van kinderen van 6 - 8 jaar
Tussen de 6 en 8 jaar verandert het kind in een echt schoolkind. Zijn taalontwikkeling en lichamelijke ontwikkeling zijn na deze periode in de basis zo goed als voltooid. Op cognitief en sociaal-emotioneel vlak treden er nog wel belangrijke ontwikkelingen op.
Taalontwikkeling
Op school leert het kind lezen en schrijven, waardoor zijn woordenschat groter wordt, en hij steeds langere en betere zinnen vormt. Het kind leert steeds meer woorden goed te gebruiken en leert dat een woord verschillende betekenissen kan hebben en dat er grammaticale regels zijn. Bovendien leren kinderen door te lezen beter nadenken en stimuleert het hun fantasie. Taal is een belangrijke basis voor de verdere cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling, omdat het kind dankzij taal met anderen kan interacteren.
Cognitieve ontwikkeling
Op school leert het kind lezen, schrijven en rekenen. Dit zijn belangrijke mijlpalen in zijn cognitieve ontwikkeling. Tussen de 6 en 7 jaar maakt het kind een grote sprong in zijn cognitieve ontwikkeling. De leeftijd van 7 jaar wordt ook wel beschouwd als een scharnierleeftijd; het leven van het kind is voor en na deze leeftijd heel verschillend. Het denken van het kind verandert behoorlijk: het vermogen om abstract te denken groeit, waardoor het kind anders naar het leven en de wereld gaat kijken. Hij leert daarnaast strategieën gebruiken om dingen te onthouden, en kan oorzaak en gevolg steeds beter aan elkaar verbinden.
Lichamelijke en motorische ontwikkeling
Vanaf 4 jaar al maakt een kind een constante lichamelijke groei door. Zijn spiercoördinatie en -beheersing zijn in het begin onregelmatig en onvolledig, maar vanaf 7 jaar krijgt hij meer controle over zijn lichaam en bewegingen. Kinderen gaan rond hun zesde jaar over van de grove motoriek als basis voor de beweging naar de fijne motoriek. Deze ontwikkeling verloopt planmatig door de groei en ontwikkeling van de zenuwbanen: hoe dichter bij de romp, hoe eerder een kind de fijne beweging kan maken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het kind een fijne beweging met de schouderspieren eerder beheerst dan een fijne beweging met de pols, en nog later met de vingerkootjes. Bewegen is belangrijk voor kinderen. Sport wordt een belangrijk onderdeel van hun vrije tijd. Zo kunnen ze hun energie kwijt en het verlaagt de kans op overgewicht.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Tussen de 6 en 8 jaar breidt de sociale omgeving van het kind zich enorm uit. Zowel in de buurt als op school krijgt hij te maken met een sterke toename van sociale contacten, hij krijgt steeds meer vriendjes en vriendinnetjes. De rol die het kind hierbij speelt verandert. Hij gaat zelf de sociale contacten leggen; dat gebeurt niet meer alleen door de ouders. De uitbreiding van sociale contacten gaat voor het kind niet zonder slag of stoot. Hij moet daarbij ook leren omgaan met bijvoorbeeld jaloezie, pesten en ruzies op het schoolplein.
Behalve werkelijke vriendjes, heeft het kind nu vaak ook een fantasievriendje of -vriendinnetje, wat positief kan bijdragen aan zijn ontwikkeling. Dit vriendje of vriendinnetje helpt kinderen om de wereld beter aan te kunnen. Interactie, positief gedrag en taalvaardigheid worden erdoor gestimuleerd. Daarnaast stimuleert het de fantasie, waardoor de creativiteit van het kind wordt bevorderd.
Morele ontwikkeling
Kinderen in deze leeftijdsgroep kennen over het algemeen de regels die door volwassenen en de samenleving worden gehanteerd. Ze kennen de regels, accepteren ze en passen ze toe. Voor kinderen is het heel belangrijk om dingen te doen, zoals ze 'horen'. Vooral omdat ze graag een goed kind willen zijn in de ogen van degenen met gezag; ouders, leerkrachten maar ook de politie. Wat later gaan kinderen ook op zoek naar de achtergrond van de regels, door bijvoorbeeld grenzen af te tasten.
Naarmate het kind ouder wordt, komt hij steeds meer los van zijn egocentrische wereldbeeld. Kinderen vanaf 7 jaar zijn zich er steeds meer van bewust dat iemand anders dezelfde gebeurtenis kan waarnemen en deze op een andere manier kan ervaren dan zij. Ze houden hierdoor meer rekening met anderen. Kinderen zijn ook steeds beter in staat om te begrijpen hoe iemand zich op een bepaald moment gedraagt. Ze kunnen meevoelen en meeleven met concrete emoties van anderen.
Spel en fantasie
Kinderen willen in deze leeftijdsfase vooral de werkelijkheid leren kennen. Met een beetje hulp leren ze steeds beter onderscheiden hoe het er in de werkelijkheid aan toegaat en hoe op televisie en in films. Monsters en griezels kunnen in de beleving van kinderen nog wel heel echt overkomen. Bij het leren onderscheiden van fantasie en werkelijkheid kunnen rituelen rond Sinterklaas een belangrijke rol spelen. Vanaf een jaar of 7, 8 gaan kinderen de eerste vragen stellen over het bestaan van Sinterklaas. Wanneer hun geloof afbrokkelt, leren zij dat fantasie een creatie is die je kunt manipuleren. Het geeft inzicht in hun eigen controle over de werkelijkheid.
Seksuele ontwikkeling
In deze leeftijdsfase spelen jongens en meisjes vaak apart. Ze gaan echt jongens- of meisjesdingen doen. Als meisjes en jongens samenspelen, vinden ze dat vaak erg spannend. Ze zijn dan verlegen of vinden het juist heel erg stoer. Kinderen gaan steeds minder vragen stellen over seks. Ze merken dat dit een beladen onderwerp is. Kinderen kunnen heel verliefd zijn. Ze willen dan graag naast elkaar zitten en elkaars handje vasthouden. Voor kinderen voelt deze verliefdheid heel echt.
Lees ook
-
Tips over mediagebruik 6-8 jarigen
Tips over mediagebruik 6-8 jarigenVoor wieProfessionalsOp deze pagina vind je antwoorden op veelgestelde vragen over mediaopvoeding in gezinnen met kinderen van 6 tot en met 8 jaar.
-
Mediagebruik kinderen met een lvb
Mediagebruik kinderen met een lvbVoor wieProfessionalsWat is kenmerkend voor het mediagebruik van kinderen met een licht verstandelijke beperking (lvb)? Op deze pagina delen we een aantal praktijkervaringen.
-
Aansluiten bij mediaopvoeding in diverse opvoedsituaties
Aansluiten bij mediaopvoeding in diverse opvoedsituatiesVoor wieProfessionalsWelke invloed heeft de gezinssituatie of achtergrond op de manier waarop een gezin met media omgaat? Op deze pagina vind je de specifieke uitdagingen.
-
Media in het gezin
Media in het gezinVoor wieProfessionalsKinderen groeien tegenwoordig op met dagelijks gebruik van beeldschermen. Op deze pagina vind je antwoord op een aantal opvoedvragen over mediagebruik.