Samenwerking met netwerken rond jongeren en ouders
Samenwerken met netwerken rond ouders en jongeren in de wijk is een van de opgaven van opvoedondersteuners en hulpverleners. Juist om ouders te bereiken die de stap naar hulp niet zo snel zullen zetten kan dit belangrijk zijn.
Langzaamaan komt daar steeds meer aandacht voor. Bijvoorbeeld door aan te sluiten bij gesprekken die ouders al met elkaar voeren binnen migrantenzelforganisaties, bij moskeeën, in kerken, buurtcentra of ouderkamers, of binnen vrouwennetwerken of -organisaties.
Een eerste stap om die samenwerking tot stand te brengen, is het leren kennen van de groepen of personen die al actief zijn in de wijk. Vaak worden groepen ouders die over opvoedkwesties praten geleid of georganiseerd door ondersteuners die dicht bij ouders staan. Bijvoorbeeld goed geïnformeerde vrijwilligers, maar ook professionals die in het voorveld werken, zoals Stichting Bevordering Maatschappelijke Participatie met de Wijkacademies Opvoeden, of adviesbureau Trias Pedagogica.
Deze ondersteuners zijn het eerste aanspreekpunt. Voor een goede samenwerking zijn de volgende zaken van belang:
- wederzijds vertrouwen
- gezamenlijke doelen
- duidelijkheid over verwachtingen en rollen
- aandacht voor gelijkwaardigheid.
Dit komt verderop aan bod. Eerst is er aandacht voor de functie van het gesprek in informele setting, en op de meerwaarde en mogelijke vormen van de samenwerking met dit type settings.
Ontmoeting in informele setting
Voor de ouders is het belangrijk dat de informele bijeenkomsten plaatsvinden in een vertrouwde setting waar ze, letterlijk en figuurlijk, hun eigen 'taal' kunnen spreken. Een waar ze wanneer zij hun problemen voorleggen niet bang hoeven te zijn dat hun kinderen uit huis worden geplaatst.
De informele groepsbijeenkomsten hebben vaak hun eigen onderwerpen en invalshoeken. Het gaat bijvoorbeeld over zaken die veel ouders in de wijk of gemeenschap tegenkomen en die meer collectief ervaren worden. Vragen als: 'hoe voeden we onze kinderen op in Nederland, hoe zorgen we ervoor dat onze kinderen niet onder invloed komen van personen of organisaties die niet goed voor hen zijn; hoe begeleiden we onze kinderen in het Nederlandse onderwijs, hoe helpen we onze kinderen om te gaan met discriminatie?'
Ook rond taboeonderwerpen zoals homoseksualiteit, huiselijk geweld of eerwraak vinden groepsbijeenkomsten plaats binnen 'eigen' organisaties. Professionals richten zich doorgaans meer op individuele problemen of vragen van gezinnen, vaak vanuit een pedagogische of ontwikkelingsgerichte invalshoek.
De gesprekken en bijeenkomsten in een informele setting kunnen ook als opstap fungeren naar professionele hulp. Bijvoorbeeld doordat de ouders in deze gesprekken kennis ontvangen over opvoeden in Nederland of over het schoolsysteem. Of doordat zij zich door het gesprek bewust worden van hun voorbeeldrol en van de invloed zij kunnen hebben op hun kinderen.
Meerwaarde en samenwerkingsvormen
Het samenwerken met ondersteuners in het voorveld kan een belangrijke meerwaarde hebben voor professionals in reguliere voorzieningen en voor de (informele) ondersteuners zelf. Professionals die met ouders en jongeren werken, kunnen met relevante kennis of expertise de gesprekken in een informele setting ondersteunen.
Als dat nodig is, kunnen zij door hun formele positie deuren openen of de weg wijzen naar gespecialiseerde hulp. Een belangrijk bijeffect van samenwerking kan zijn dat ouders de professionals leren kennen en er daardoor wellicht meer voor openstaan hun opvoedvraag aan hen voor te leggen.
Informele partijen beschikken over relevante kennis en expertise die professionals op hun beurt kunnen helpen: hoe zij ouders het beste kunnen benaderen en welke culturele accenten soms om een net andere invalshoek of benaderwijze vragen bij problemen. Professionals kunnen hen ook als bemiddelaar inschakelen wanneer zij bij hun professionele organisatie vastlopen in de ondersteuning van een ouder.
Daarnaast zijn er andere samenwerkingsvormen denkbaar: samen projecten opzetten waarbij opvoeden op een laagdrempelige manier ter sprake komt. Dat kan een impuls geven aan de 'pedagogische civil society'. Daar bestaan mooie voorbeelden van, bijvoorbeeld in Zaanstad, zoals te lezen is in Jeugdteam voor de wijk en met de wijk.
Belangrijke zaken bij samenwerking
Samenwerking tussen formele en informele ondersteuners kan dus op allerlei manieren winst opleveren. Daarvoor moeten er wel eerst wat stappen worden gezet. Ondersteuners moeten elkaar leren kennen, er moet over en weer vertrouwen ontstaan, ze moeten hetzelfde willen, en er moet duidelijkheid zijn over verwachtingen en rollen.
Formele organisaties beginnen vaak aan een samenwerking vanuit hun eigen perspectief dat zij niet uitspreken. Ze verwachten dat informele organisaties een ingang kunnen zijn naar ouders, zodat ouders hun aanbod meer gaan benutten (het perspectief van toegankelijkheid). Maar informele organisaties werken vaak vanuit hun rol in de civil society; zij pakken een vraagstuk op, zorgen voor een collectieve beweging van bewustwording, dialoog en onderlinge steun.
Voor een vruchtbare samenwerking is het belangrijk dat formele en informele ondersteuners dit soort visies en doelen naast elkaar leggen en bekijken waarin ze elkaar kunnen versterken. Dit kost tijd. Aandacht voor gelijkwaardigheid is daarbij belangrijk. Voor ouders is het vaak belangrijk dat de informele organisatie of plek waar ze het gesprek voeren duidelijk op zichzelf staat; los van de professionele organisaties.
Bronnen
Deze tekst is gebaseerd op jarenlang onderzoek naar samenwerking tussen formele en informele organisaties in het jeugdveld. Een van de publicaties: Ponzoni, E., & Distelbrink, M. (2016). Opvoedondersteuning in multi-etnische wijk. Onderzoek naar verbindingen tussen wijkteams en informele ondersteuners. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving.
Bellaart, H., Hamdi, A., Day, M., Achahach., J. (2018). Wijkteams voor alle doelgroepen Effectief. Utrecht: Verwey Jonker Instituut.
Ponzoni, E., Beuk , M., & Schweitz, M. (2018). Jeugdteam voor de wijk en met de wijk. De werkwijze van het Jeugdteam Pelders-Hoornseveld-Poelenburg. Amsterdam: Vrije Universiteit Amsterdam.