Cito Volgsysteem jonge kind en Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs
Met het Cito Volgsysteem Jonge kind en het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs kan door middel van observatie en toetsen de ontwikkeling van de peuters en kleuters in kaart gebracht worden.
- Onderwerp:
- Kinderopvang, Pedagogische basis
- Doel:
- Vroegsignalering
- Leeftijd:
- 0 tot en met 6 jaar
Doel
Doel van de volgsystemen is het volgen van kinderen in hun ontwikkeling. Met het toetsresultaat kan de leidster/leerkracht bekijken of een kind vooruit gaat en hoe het kind zich ontwikkelt in vergelijking met leeftijdsgenootjes. Daarnaast kan de leidster/leerkracht met het toetsresultaat signaleren of een kind mogelijk extra hulp of meer uitdaging nodig heeft.
Doelgroep
Het Cito Volgsysteem jonge kind volgt kinderen van 6 maanden tot 4 jaar in de peuterspeelzaal of op het kinderdagverblijf. De producten uit het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs zijn bedoeld voor kinderen van 4 tot en met 6 jaar in groep 1 en 2 van het basisonderwijs.
Materialen
Het Cito Volgsysteem jonge kind bestaat uit:
- Observatielijst voor baby's en dreumesen (6 mnd tot 2 jaar)
- Observatielijst voor peuters (2 tot 4 jaar)
- Observatielijst peuters motoriek (in ontwikkeling) (2 tot 4 jaar)
- Toets Taal voor peuters (3 tot 4 jaar)
- Toets Rekenen voor peuters (3 tot 4 jaar)
- Hulpprogramma voor peuters (3 tot 4 jaar)
Het Cito Volgsysteem primair en speciaal onderwijs bestaat uit:
- VISEON voor kleuters, digitaal (4 t/m 6 jaar)
- Motoriek voor kleuters, digitaal (in ontwikkeling) (4 t/m 6 jaar)
- Toets Taal voor kleuters (4 t/m 6 jaar)
- Toets Rekenen voor kleuters (4 t/m 6 jaar)
- Observatie- en hulpprogramma Taalplezier (4 t/m 6 jaar)
- Hulpboek Rekenen voor kleuters (4 t/m 6 jaar)
Voor beide volgsystemen is een computerprogramma beschikbaar waarin alle gegevens vastgelegd en verwerkt kunnen worden.
Gebruik
De observatielijst
De leidster vult de observatielijst voor baby's en dreumesen in op drie categorieën; sociaal-emotioneel functioneren, taalontwikkeling en motoriek. Voor peuters vult de leidster de lijst in voor de domeinen sociaal gedrag, welbevinden en speelwerkhouding. In de lijst voor kleuters komen dezelfde domeinen aan bod. De leerkracht vult deze lijst digitaal in. Wat de leidster/leerkracht al weet van vorige observaties kan ze direct invullen. De rest observeert zij op geschikte tijdstippen. Vervolgens scoort ze de observaties op de lijst. Ze telt de scores op en kijkt in het overzicht in de handleiding bij welk niveau het kind hoort. De kleuterlijst wordt automatisch gescoord.
De toetsen
De peutertoetsen worden individueel afgenomen en bestaan uit plaatjes met een tekst die aangeeft wat de leidster het kind moet vragen. De plaatjes en vragen staan in het toetsboek. Het kind wijst een plaatje aan of geeft antwoord op de vraag. De leidster noteert het antwoord op een formulier. Het aantal goede antwoorden wordt opgeteld, genoteerd en omgezet in een vaardigheidsscore en vaardigheidsniveau.
Aan de hand van het groepsrapport kan de leidster nagaan hoe vaardig de kinderen zijn op de verschillende ontwikkelingsgebieden. Het peuteroverzicht biedt de leidster de gelegenheid per kind na te gaan of het vooruit is gegaan ten opzichte van de vorige afname. Ze kan de gegevens ook vergelijken met de normgroep. Op basis van deze gegevens kan de leidster besluiten extra hulp te geven of extra uitdaging te bieden. Voor extra hulp kan de leidster gebruik maken van het hulpprogramma voor peuters.
Als de leidster een beeld wil krijgen van de vaardigheid van kinderen binnen de verschillende categorieën van de toets dan kan zij een categorieënoverzicht maken. Hiermee kan zij signaleren of kinderen laag of hoog scoren op een bepaalde categorie, of juist gelijkmatig scoren op alle categorieën.
Beschikt de leidster over het Computerprogramma LOVS dan kan zij de toetsresultaten geautomatiseerd verwerken. De leidster kan dan ook meer geavanceerde overzichten maken, zoals een categorieënanalyse. Hiermee kan zij nagaan of kinderen op een bepaald onderdeel van de toets meer of minder fouten maken dan op grond van hun vaardigheidsscore verwacht mag worden.
De kleutertoetsen worden groepsgewijs afgenomen (eventueel in kleine groepen of individueel). Elk kind krijgt een boekje met plaatjes. De leerkracht stelt bij elke opgave een vraag. De kinderen zetten in hun boekje een streep onder het plaatje dat hoort bij het antwoord van hun keuze. Na afloop kijkt de leerkracht de boekjes na, telt het aantal goede antwoorden op en zet het totaal aantal goed om in een vaardigheidsscore en vaardigheidsniveau.
Aan de hand van het groepsoverzicht kan de leerkracht nagaan hoe vaardig de kinderen zijn op de verschillende ontwikkelingsgebieden: hebben ze voldoende geprofiteerd van de aangeboden activiteiten? Het leerlingrapport biedt de leerkracht de gelegenheid per kind na te gaan of het vooruit is gegaan ten opzichte van de vorige afname. Ze kan de gegevens ook vergelijken met de normgroep. Op basis van deze gegevens kan de leerkracht besluiten extra hulp te geven of extra uitdaging te bieden. Voor extra hulp kan de leerkracht gebruik maken van de hulpprogramma's voor kleuters.
Ook de leerkracht kan de gegevens automatisch verwerken in het Computerprogramma LOVS en gebruikmaken van de geavanceerde rapporten. Bijvoorbeeld een categorieënanalyse. Hiermee kan zij nagaan of kinderen op een bepaald onderdeel van de toets meer of minder fouten maken dan op grond van hun vaardigheidsscore verwacht mag worden. Leerkrachten kunnen ook gebruikmaken van het handmatig in te vullen categorieënoverzicht. Deze is niet opgenomen in de toetsmap, maar kan via de Cito Portal gedownload worden.
Gebruik in Routine Outcome Monitoring (ROM)
Dit instrument wordt (nog) niet gebruikt om een Reliable Change Index (RCI) te berekenen. Een Reliable Change Index brengt voor een specifieke cliënt in kaart wat het effect is van de hulpverlening.
Beoordeeld door COTAN
Dit instrument is beoordeeld door de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). Deze commissie beoordeelt de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten in Nederland.
Let op: Enkel het feit dat een instrument door de COTAN is beoordeeld zegt nog weinig over de kwaliteit. Die wordt bepaald door de hoogte van het oordeel onvoldoende, voldoende of goed op zeven criteria.
Tip: Veel universiteitsbibliotheken bieden toegang tot informatie uit de COTAN. Kijk op de site van de bibliotheek of je via die weg toegang kunt krijgen. Overige gebruikers kunnen een losse beoordeling kopen of een abonnement afsluiten.
De verschillende onderdelen van het volgsysteem zijn los beoordeeld door de COTAN. Ga naar de beoordelingen en zoek daar naar het relevante onderdeel.