Doel
Het opsporen van stoornissen op het gebied van de fijne en grove motoriek.
Doelgroep
Kinderen in groep 2 van de basisschool, tussen de 5,0 en 6,5 jaar.
Materialen
Het materiaal bestaat uit een werkinstructie, registratieformulieren en een werkvel De normscores naar leeftijd (per kwartaal) en geslacht zijn opgenomen in het registratieformulier.
Gebruik
De 13 kenmerken bestaan uit opdrachten, zoals hinkelen en springen, die letterlijk moeten worden voorgelezen. Sommige opdrachten worden eerst voorgedaan. De ruimte dient voldoende groot zijn om alle opdrachten goed te kunnen uitvoeren. Hulpmiddelen zoals stopwatch en meetlint moeten aanwezig zijn. De doktersassistente en jeugdverpleegkundige mogen de BFMT uitvoeren en registreren, zowel kwalitatief als kwantitatief, mits goed geschoold. De jeugdarts en verpleegkundig specialist kan een afwijkende kwalitatieve dan wel kwantitatieve score duiden, mits goed geschoold. Behalve bij de eerste twee opdrachten dient na elke opdracht direct gescoord te worden om vergissingen bij het scoren te voorkomen. Voor de interpretatie van de score is ook het anamnesegesprek met de ouders van belang. Tevens kan de leerkracht op een risicolijst vooraf aangeven bij welke kinderen er (motorische) ontwikkelingsproblemen worden gesignaleerd.