Samenwerken aan jeugdvraagstukken

Je werkt als beleidsmaker aan hardnekkige jeugdvraagstukken zoals armoede of kansengelijkheid. Deze vragen om nieuwe oplossingen die niet door één organisatie opgelost kunnen worden. Je zult krachten moeten bundelen met andere organisaties. Denk aan scholen, kinderopvang, jeugdzorg, jongerenwerk, het buurtteam en basisvoorzieningen zoals sportverenigingen. En natuurlijk jongeren en ouders. 

Hierbij helpt het om opgavegericht te werken: werken vanuit een gezamenlijk perspectief aan dezelfde opgave. Samenwerking lijkt eenvoudig, maar is het in de praktijk niet. Bij iedere partner speelt het organisatiebelang. Zeker in tijden van financiële tekorten. Die belangen moeten bij elkaar komen in een gezamenlijk belang: het belang van het kind. Dit gaat niet vanzelf, want het vraagt een andere manier van werken. Hoe organiseer je deze samenwerking vanuit je rol als beleidsmaker of bestuurder? 

Zeven bouwstenen voor samenwerking

In veel beleidsplannen wordt de noodzaak van samenwerking met andere partijen benadrukt, maar er staat niet beschreven hóe partijen gaan samenwerken aan een gezamenlijke opgave. Daar biedt het NJi handvatten voor, in de vorm van zeven bouwstenen voor effectieve samenwerking aan een maatschappelijke opgave. Deze bouwstenen bouw je niet op korte termijn op. Het is iets waar je samen over een langere periode aan werkt, wat met vallen en opstaan gaat. 

1. Integrale blik

Een integrale aanpak begint vanuit een brede blik die gaat over alle leefdomeinen: thuis, op school, de wijk, vrije tijd en online. Nog te vaak wordt onvoldoende samen nagedacht over de grote opgave waar we voor staan, en kijkt iedereen vanuit zijn eigen sectorale blik.  

Tips:  

  • Kijk naar de breedte waarin kinderen en jongeren opgroeien. Het aangrijpingspunt voor ondersteuning ligt niet zozeer in de verandering van een kind, maar meer in de context waarin een kind opgroeit. Laat bestaande schotten en sectorale benaderingen niet belemmerend zijn voor samenwerking.  
  • Ontwikkel en stimuleer in alle lagen van jouw organisatie een brede blik op de maatschappelijke opgave. Zorg dat de hele organisatie weet wat de toegevoegde waarde is die jouw organisatie daaraan kan bijdragen. 
  • Zorg dat medewerkers van jouw organisatie doordrongen zijn van het belang van samenwerken met andere organisaties, in plaats van ze als concurrenten te zien. Het gaat om een cultuur die het denken faciliteert waarin je als organisatie een radar bent in een groter geheel. Een cultuur die is gericht op samenwerken met andere organisaties. 

2. Alle partners aan tafel

Alle partijen die een rol spelen bij het vraagstuk worden betrokken. Denk naast kinderen, jongeren en ouders ook aan de gemeentelijke toegang, de jeugdgezondheidszorg, huisartsen, jeugdzorgaanbieders en wijkagenten. Maar ook aan scholen, leerplicht, jongerenwerkers, sport- en muziekverenigingen en religieuze instellingen. 

Het is duidelijk welke partijen aan tafel moeten zitten, welke expertise en middelen zij inbrengen en hoe hun activiteiten elkaar aanvullen. De behoeften, wensen het en perspectief van de doelgroep staan centraal.  

Tips:  

  • Betrek kinderen, jongeren en ouders. Neem hun behoeften en wensen altijd als vertrekpunt. 
  • Start met het fysiek samenbrengen van kinderen, jongeren, ouders, professionals, beleidsmakers en bestuurders in inspiratiesessies of aan gesprekstafels. Stel bijvoorbeeld de vraag wat zij zien als een rijke pedagogische omgeving voor kinderen en jongeren. Vraag wat zij anders of extra kunnen doen om hieraan bij te dragen.  
  • Durf de ruimte te geven voor het denken buiten de bestaande systemen. 

3. Maatschappelijke resultaten gebaseerd op gedeelde analyse

De betrokken partijen zien dat er een gezamenlijke maatschappelijke opgave ligt. Ze voelen de urgentie en de verantwoordelijkheid om daar een bijdrage aan te leveren. Op basis van een gedeelde analyse over hoe het gaat met kinderen en jongeren komen ze tot een gezamenlijke ambitie. 

Deze ambities worden vertaald naar concrete beoogde maatschappelijke resultaten met bijbehorende indicatoren. Bestuur, politiek en de maatschappelijke organisaties committeren zich daaraan en geven mandaat aan de partners die de samenwerking vorm en uitvoering moeten geven. 

Tips:  

  • Verzamel data zodat je een goed beeld krijgt van wat er speelt bij kinderen, jongeren en ouders. Zie voor meer praktische tips hoe je dat doet: Staat van onze jeugd - Kwaliteitskompas.
  • Zoek met elkaar naar het verhaal achter de cijfers van het vraagstuk dat je samen wilt aanpakken. 

4. Afspraken over de samenwerking

Samenwerking moet actief georganiseerd worden. De samenwerkingspartners spreken af bij wie de regie ligt en hoe het proces van planontwikkeling, besluitvorming en uitvoering verloopt. Ook zijn de partijen gezamenlijk verantwoordelijk voor de essentiële randvoorwaarden voor samenwerking, zoals financiering, monitoring en communicatie. Maak afspraken over monitoring op de korte en de lange termijn. Op die manier evalueer je of de beoogde doelen daadwerkelijk dichterbij komen. 

Tips:  

  • Bespreek verwachtingen over ieders rol. Waar is iedere organisatie wel en niet van? En waar overlappen activiteiten van verschillende organisaties? Verandert de rol van de organisatie? En wat vraagt dat van iedere professional? 
  • Zoek verbreding van organisatie op bestaande overleggen zoals op het Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) en de Regionale Educatieve Agenda. Afspraken zouden moeten gaan over de ontwikkeling van kinderen in hun context, met alle partijen die daarbij betrokken zijn.  
  • Zorg in de eigen organisatie voor verbindingen tussen bestuurlijk (management en beleid) en uitvoerend niveau. Bijvoorbeeld door opgavegericht werken in de beleidsplannen te laten opnemen. 
  • Zorg voor voldoende financiering voor activiteiten zoals samenwerken, innoveren en leren van elkaar. 
  • Evalueer de samenwerking regelmatig, niet alleen als er gedoe ontstaat. Spreek met elkaar de goede frequentie af en plan dit in. 

5. Onderling vertrouwen

Goede onderlinge relaties op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen vormen het cement van de samenwerking. Bij de start is hier voldoende tijd en ruimte voor: elkaar leren kennen en begrijpen, het goede gesprek aangaan, en het ontwikkelen van gezamenlijke taal en overkoepelende gezamenlijke belangen. 

Door gezamenlijk de analyse, ambitie, aanpak en monitoring vorm te geven, werk je aan onderling vertrouwen. Je onderhoudt het vertrouwen door regelmatig en op transparante wijze de gedeelde en individuele belangen en waarden te bespreken.

Tips:  

  • Organiseer fysieke ontmoeting tussen partners. Interactie en elkaar regelmatig ontmoeten, zorgt ervoor dat je informatie met elkaar kunt delen.  
  • Zorg voor personen die investeren in het onderlinge vertrouwen door ontmoeting en dialoog te organiseren. Deze 'trekkers' moeten voldoende ruimte hebben om vaak het contact tussen organisaties te leggen.  
  • Creëer begrip voor ieders organisatie. Leer elkaar kennen. Wat vinden beide partijen belangrijk? Wat zijn ieders belangen? 
  • Heb een open houding naar elkaar. Dit betekent oprechte interesse in de andere partij en het besef dat je de expertise van de ander nodig hebt om samen de gewenste resultaten te bereiken. Durf bestaande beelden van de ander los te laten. 
  • Sta open voor kritiek en durf elkaar aan te spreken – juist op het niet behalen van resultaten en wat jullie daarvan kunnen leren. 

6. Leiderschap

Alle partijen in de samenwerking tonen leiderschap, waarbij ze medeverantwoordelijkheid dragen voor het geheel en tegelijkertijd verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen deel. Er zijn formele of informele trekkers van de samenwerking die de focus houden op het resultaat voor de doelgroep, allianties en netwerken onderhouden, en zoeken naar de ruimte tussen de regels. 

Tips:  

  • Neem verantwoordelijkheid voor het geheel en niet alleen voor jouw eigen organisatie. Zorg als bestuurder voor langdurig bindende afspraken met andere partijen.  
  • Geef mensen de ruimte om af te wijken van bestaande werkwijzen. Zorg ervoor dat mensen die ruimte ook voelen en daar dus niet door directe leidinggevenden of stafmedewerkers op worden afgerekend. 
  • Communiceer binnen jouw organisatie in welke netwerken je zit en welke rol je daarin hebt, en waarom dat belangrijk is. Deel ervaringen in de samenwerking. 
  • Investeer in uren zodat mensen de mogelijkheid hebben om de kar te trekken en constant het inhoudelijke verhaal te vertellen waarom de opgave belangrijk is.  

7. Lerende aanpak

In een lerende aanpak wordt de samenwerking voortdurend besproken, geëvalueerd en bijgesteld. Regelmatig voeren samenwerkingspartners met elkaar het gesprek: Doen we de goede dingen? En doen we die dingen goed? Een lerende aanpak vraagt niet om grootse plannen, maar is een proces van kleine stappen. Een proces van continu bijsturen en gaandeweg leren welke oplossingen goed werken. 

Monitoring is daarin geen aparte activiteit, maar een structureel onderdeel. Zo komen partijen tot een actieve meet-, leer- en verbeterbeweging, gericht op de beoogde maatschappelijke resultaten. 

Tips:  

  • Bij een lerende aanpak past een manier van sturen die leren en verbeteren daadwerkelijk ruimte geeft. Dat betekent: mensen opleiden, intervisie organiseren, casussen ter hand nemen, leerkringen met praktijk, beleid en wetenschap opzetten, oefenen en ervaren. Ruimte betekent dat professionals tijd hebben om te leren omgaan met nieuwe werkzaamheden en om hierbij fouten te mogen maken. 
  • Er zijn verschillende niveaus van leren: dat van de professional, beleid en management, bestuur, de interventie of aanpak, de organisatie, etc. Het is van belang dat al die niveaus worden gezien en zo mogelijk worden verbonden.  
  • Bouw regelmatige reflectie in op het samenwerken in netwerken. Veranker leren en reflecteren als processtap in de interne organisatie, zodat je structureel stilstaat bij het samenwerken in netwerken, gericht op je doel en wat dat voor je eigen organisatie betekent. 
Afke Donker

Dr. Afke Donker

senior medewerker monitoring en sturingsinformatie