Nationale Prevalentiestudie Mishandeling (NPM)
De Nationale Prevalentiestudie Mishandeling (NPM) is een studie naar de omvang en aard van mishandeling van kinderen en jongeren van 0 tot en met 17 jaar in Nederland. Het doel van deze studie is inzicht verschaffen in de aanwezigheid (prevalentie) van verschillende typen van kindermishandeling in Nederland.
Kindermishandeling is in deze studie omschreven als alle (psychische of fysieke) verwaarlozing en geweldpleging tegen kinderen en jongeren door hun ouders of andere verzorgers. Deze studie heeft voor het eerst in 2005 plaatsgevonden. In 2010 en 2017 is het herhaald en uitgebreid met een scholierenstudie, waarbij 12-17 jarige middelbare scholieren zijn bevraagd over hun ervaringen met mishandeling in het gezin. De scholierenstudie betreft een herhaling van het in 2006 uitgevoerde onderzoek 'Scholieren over Mishandeling'.De onderzoeksaanpak van het NPM is overgenomen van het Amerikaanse National Incidence Study (NIS). Waar nodig is de aanpak vertaald naar de Nederlandse situatie.
De methode is gebaseerd op registratiegegevens van Veilig Thuis en de voorloper Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en op de melding van gevallen van kindermishandeling door professionals die beroepshalve met kinderen en jongeren werken. Het gaat daarbij om gerapporteerde en niet-gerapporteerde mishandeling en verwaarlozing. Voor de scholierenstudie is dezelfde opzet gebruikt als in het Scholierenonderzoek Kindermishandeling.
Methode
Jaar dataverzameling
2005, 2010 en 2017
Instrumenten
Er is gebruik gemaakt van een gestandaardiseerd digitaal invulformulier. Het formulier bestaat uit een aantal vragen over het kind, de thuissituatie, belangrijke personen en de mishandeling die wordt vermoed. Het kind dat (mogelijk) met mishandeling te maken heeft staat centraal in het formulier.
De volgende vormen van kindermishandeling worden onderscheiden:
- seksueel misbruik
- fysieke mishandeling
- emotionele mishandeling
- fysieke verwaarlozing
- verwaarlozing van het onderwijs
- emotionele verwaarlozing
- andere vormen van mishandeling
Er wordt van elk gerapporteerd kind gekeken of deze tot de mishandelde groep of de verwaarloosde groep behoort op basis van gestandaardiseerde definities. De definities bevatten een 'criterium van aanwijsbare schade' en een 'criterium van vermoedelijke schade'.
De scholierenstudie maakt gebruik van de zelfrapportage vragenlijsten die in de studie 'Scholieren over mishandeling' (2006) zijn gebruikt.
Afname
Van de informanten werd gevraagd voor elk kind met vermoeden van mishandeling in de onderzoeksperiode (3 maanden) het formulier in te vullen en op te sturen.
Steekproefgrootte en respons
Populatie
Professionals die beroepsmatig met kinderen te maken hebben in allerlei sectoren van de samenleving zoals onderwijs, juridische en sociaal-medische zorg, onderwijs en kinderopvang.
Steekproefgrootte
In 2017 hebben 1500 beroepskrachten van 298 organisaties verspreid over heel Nederland deelgenomen aan het onderzoek. De informanten zijn relatief gelijkmatig verdeeld over alle regio's in Nederland. Daarnaast zijn gegevens verzameld van alle 26 Veilig Thuis organisaties .
Leeftijd
Instellingen en informanten zijn zodanig gekozen dat alle leeftijden werden bestreken en gelijk verdeeld waren. De informanten in de uiteindelijke steekproef bestrijken met elkaar ongeveer de helft van de Nederlandse jeugd onder de 18 jaar.
Kwaliteit van het onderzoek
Dataverzameling
Criteria | |
---|---|
Is de methode van dataverzameling beschreven? | Ja |
Is de plaats / setting van dataverzameling beschreven? | Ja |
Is de periode waarin dataverzameling plaatsvond beschreven? | Ja |
Steekproef
Criteria | |
---|---|
Beschrijving selectiviteit steekproef | |
Is de leeftijd beschreven? | Ja |
Is de sekseverdeling beschreven? | Ja |
Is de verdeling naar etnische herkomst beschreven? | Ja |
Is de verdeling naar urbanisatiegraad beschreven? | Ja |
Is de verdeling naar opleidingsniveau beschreven? | Ja |
Is de verdeling van sociaal-economische status beschreven? | Ja |
Beschrijving rekrutering steekproef | |
Is de manier waarop de selectie van de steekproef plaatsvond beschreven? | Ja |
Is er volgens de onderzoekers sprake van selectiviteit van non-respons? | Ja |
Representativiteit steekproef | |
Is de steekproef volgens de onderzoekers representatief m.b.t. leeftijd? | Ja |
Is de steekproef volgens de onderzoekers representatief m.b.t. sekse? | Ja |
Is de steekproef volgens de onderzoekers representatief m.b.t. urbanisatiegraad van de woonplaats? | Ja |
Is de steekproef volgens de onderzoekers representatief m.b.t. sociaal-economische status van de ouders/opvoeders? | Ja |
Steekproefgrootte | |
Is beschreven of de steekproefgrootte volgens de onderzoekers voldoende is voor betrouwbare uitspraken? | Ja |
Instrumenten
Criteria | |
---|---|
Is beschreven welke vragen of instrumenten zijn gebruikt voor de berekening van de prevalenties? | Ja |
Data-analyse
Criteria | |
---|---|
Is de data-cleaning beschreven? | Ja |
Zijn datamanipulaties cq berekeningen beschreven? | Ja |
Is er een beschrijving van de gebruikte statistische methoden? | Ja |
Afname
Criteria | |
---|---|
Is beschreven of er een proefleider aanwezig was tijdens de afname? | Ja |
Is beschreven hoeveel tijd de respondenten hadden voor het beantwoorden van de vragen? | Ja |
Is beschreven hoe men is omgegaan met de privacy van de respondenten tijdens de afname? | Ja |
Publicatiegegevens
- Alink, L., Prevoo, M., van Berkel, S., Linting, M., Klein Velderman, M. & Pannebakker, F. (2018). NPM 2017: Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en Jeugdigen. Leiden: Universiteit Leiden en TNO.
- Alink, L., IJzendoorn, R. van, Bakermans, M., ... [et al.] (2011). 'Kindermishandeling in Nederland Anno 2010 : de Tweede Nationale Prevalentiestudie Mishandeling van kinderen en'. Leiden: Casimir
- IJzendoorn, M.H. van, Prinzie, P., Euser, E.M., ... [et al.] (2007). 'Kindermishandeling in Nederland anno 2005 : de nationale prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen'. Leiden: Casimir
De resultaten van dit onderzoek zijn gebruikt voor de cijfers over: