Cijfers over autisme
Aantal kinderen met autisme
In 2020 zegt 2,1 procent van ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar dat hun kind autisme of een daaraan verwante stoornis heeft. Dat betekent dat het volgens deze ouders om ongeveer 31.000 kinderen van 4 tot 12 jaar gaat. Bij jongens komt het volgens deze gegevens drie keer zo vaak voor als bij meisjes (jongens: 3 procent, meisjes: 1,1 procent). Deze cijfers zijn gebaseerd op de Gezondheidsenquête, die is gehouden onder ouders (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2021).
Er is in Nederland geen onderzoek gedaan naar het aantal geregistreerde diagnoses autismespectrumstoornis. In buitenlands onderzoek wordt de prevalentie van stoornissen in het autismespectrum gewoonlijk op 60 tot 100 per 10.000 mensen geschat, of ongeveer 1 procent. Omdat geen verschillen worden gevonden tussen etnische groepen of tussen groepen met een verschillende sociaaleconomische status is er geen reden om aan te nemen dat de prevalentie in Nederland zou afwijken van het buitenland, stelt de Gezondheidsraad (2009). Het CBS heeft ook gegevens verzameld over de diagnose-behandelcombinaties (dbc's) uit de geestelijke gezondheidszorg. In 2011 waren er binnen de tweedelijns curatieve geestelijke gezondheidszorg 26.000 behandeltrajecten van 4- tot 12-jarigen. Jongens worden vier maal zo vaak behandeld als meisjes.
Stijging van aantal diagnoses
Studies uit de jaren zeventig kwamen op een prevalentie van autisme van 2 tot 5 personen per 10.000. Tegenwoordig wordt dus uitgegaan van een hogere prevalentie. Die stijging kan grotendeels verklaard worden door de verruiming van de diagnostische criteria en de opname van Asperger en PDD-NOS in het autismespectrum, een betere onderkenning en een toegenomen bewustwording van autisme.
Vaker bij jongens dan bij meisjes
Duidelijk is dat stoornissen in het autismespectrum voor een groot deel erfelijk bepaald zijn, waarbij het vaker voor lijkt te komt bij jongens en mannen dan bij meisjes en vrouwen. De verhouding is ongeveer vier op één. Tussen de 40 en 60 procent van de mensen met een stoornis in het autismespectrum heeft een verstandelijke beperking (Gezondheidsraad, 2009).
Definitie
Kinderen met autisme hebben vaak problemen met communicatie en sociale interactie. Autisme uit zich op verschillende manieren en komt voor in verschillende gradaties.
In de vakliteratuur (DSM V) wordt de verzamelterm 'autismespectrumstoornis' (ASS) gebruikt. Hieronder vallen de volgende stoornissen: autistische stoornis, stoornis van Asperger, syndroom van Rett, desintegratieve stoornis en PDD-NOS. Deze vijf stoornissen hebben twee belangrijke gemeenschappelijke kenmerken:
- Mensen met een autismespectrumstoornis hebben beperkingen in de sociale communicatie.
- Mensen met een autismespectrumstoornis laten beperkt, zich herhalend gedrag zien. Dat laatste kan bijvoorbeeld blijken uit een overmatige gehechtheid aan routines, een grote gevoeligheid voor veranderingen en een intense gefixeerdheid op ongebruikelijke voorwerpen.
Meer informatie
Bronnen
- Centraal Bureau voor de Statistiek (2021). Autisme onder 4-12 jarigen.
- Gezondheidsraad (2009). 'Autismespectrumstoornissen: een leven lang anders'. Den Haag: Gezondheidsraad. Pub.nr. 2009/09: p. 48 ev.
- Thema autisme op de website van Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
- DSM 5
Meer informatie over gebruikt onderzoek: