Juridische vragen over pleegzorg

Pleegouders en pleegzorgbegeleiders kampen vaak met vragen over hun rechten en plichten. Hieronder zie je veelvoorkomende juridische vragen, beantwoord door advocaat Mariska Kramer.

Mariska Kramer schrijft in het magazine BIJ ONS - thuis in een gezin van NVP over juridische kwesties in de pleegzorg. Kramer is tevens auteur van Paraplu voor pleegouders in de juridische praktijk, een boek voor pleegouders met juridische informatie die ook voor professionals informatief is.

Wat pleegouders kunnen doen om te voorkomen dat de plaatsing van hun pleegkind wordt beëindigd, hangt af van het soort plaatsing en de duur.

Plaatsing in vrijwillig kader, korter dan een jaar

Kimberly is 6 jaar en woont ruim tien maanden in een pleeggezin. Haar moeder heeft ingestemd met de plaatsing omdat zij vanwege psychiatrische problemen zelf niet goed voor Kimberly kon zorgen. De moeder heeft tegen de pleegzorgwerker gezegd dat ze zelf weer voor Kimberly wil zorgen. Ouders met gezag hebben het recht om vrijwillige pleeggezinplaatsingen van korter dan een jaar te beëindigen.

Als de pleegouders denken dat terugkeer naar haar moeder niet in Kimberly's belang is, kunnen ze de Raad voor de Kinderbescherming vragen om bij de kinderrechter een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel in te dienen, veelal een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing. Doet de Raad voor de Kinderbescherming dat niet, dan kunnen de pleegouders zelf de kinderechter om een ondertoezichtstelling verzoeken. Ze zijn echter niet bevoegd om bij de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken.

Plaatsing in vrijwillig kader, langer dan een jaar

Wanneer Kimberly met instemming van haar moeder langer dan een jaar in het pleeggezin verblijft, mag de moeder haar niet weghalen zonder toestemming van de pleegouders. Stemmen de pleegouders niet in met beëindiging, dan kunnen zij zich beroepen op hun blokkaderecht (zie voor meer informatie vraag 7). De moeder moet dan de kinderrechter vragen om toestemming om de verblijfplaats van Kimberly te wijzigen. Als de kinderrechter die toestemming niet verleent, kunnen de pleegouders de rechter verzoeken om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen. Ook kunnen ze de Raad voor de Kinderbescherming vragen om de kinderrechter om een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken.

Plaatsing met OTS en machtiging uithuisplaatsing, korter dan een jaar

De ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. Als de gecertificeerde instelling Kimberly wil terugplaatsen bij haar moeder en de pleegouders zijn het daar niet mee eens, dan kunnen zij de instelling schriftelijk verzoeken af te zien van de overplaatsing. De gecertificeerde instelling dient hierop binnen twee weken een besluit te nemen.

Bij afwijzing van het verzoek kunnen de pleegouders de kinderrechter verzoeken de machtiging tot uithuisplaatsing te beperken. Dan is sprake van een 'machtiging op naam van de pleegouders'. Als de kinderrechter de machtiging beperkt, mag Kimberly niet bij haar moeder worden geplaatst. Eventueel kunnen de pleegouders ook via een geschillenregeling (zie voor meer informatie vraag 6) hun geschil met de gecertificeerde instelling voorleggen aan de kinderrechter.

Plaatsing met OTS en machtiging uithuisplaatsing, langer dan een jaar

De ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing wordt uitgevoerd door de gecertificeerde instelling. Als die Kimberly wil terugplaatsen bij haar moeder of in een ander pleeggezin wil plaatsen, moet zij vooraf de kinderrechter om toestemming vragen. Zonder die toestemming mag de gecertificeerde instelling Kimberly niet thuis- of overplaatsen.

De pleegouders krijgen een oproep voor de zitting bij de kinderrechter. Indien de pleegouders beëindiging van de pleeggezinplaatsing niet in het belang van Kimberly vinden, kunnen zij hun standpunt aan de kinderrechter kenbaar maken.

Plaatsing met voogdij, korter dan een jaar

In dit geval wordt de voogdij uitgeoefend door de gecertificeerde instelling. Voor een overplaatsing of een beëindiging van een plaatsing die korter heeft geduurd dan een jaar heeft de voogd geen toestemming nodig van de pleegouders. Indien de pleegouders beëindiging van de plaatsing niet in het belang van Kimberly vinden, kunnen zij proberen om een bijzondere curator (zie voor meer informatie vraag 10) voor Kimberly benoemd te krijgen. Die kan onderzoeken of een overplaatsing in het belang van Kimberly is.

Plaatsing met voogdij, langer dan een jaar

In dit geval wordt de voogdij uitgeoefend door de gecertificeerde instelling. Wanneer Kimberly langer dan een jaar in het pleeggezin verblijft, mag de gecertificeerde instelling de plaatsing niet beëindigen zonder toestemming van de pleegouders. Zij kunnen zich beroepen op hun blokkaderecht (zie voor meer informatie vraag 7). De gecertificeerde instelling moet de kinderrechter vragen om toestemming voor de overplaatsing van Kimberly. Als de kinderrechter die toestemming niet verleent, kunnen de pleegouders de rechter verzoeken met de voogdij te worden belast.

Voordelen

  • De juridische situatie wordt in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie, waardoor verzorging en zeggenschap hand in hand gaan.
  • De pleegouders kunnen het kind een duurzame emotionele relatie bieden, doordat zij zeker zijn van de plaats van het kind in hun gezin.
  • De pleegouders zijn niet afhankelijk van de gecertificeerde instelling; zij kunnen zelf beslissen over bijvoorbeeld schoolkeuze en medische behandeling van het pleegkind en zelf het contact met de ouders regelen.
  • Als pleegouders problemen ervaren met het pleegkind, kunnen zij zelf hulp vragen zonder het risico te lopen dat de pleegzorgaanbieder of de gecertificeerde instelling de situatie te zwaar voor hen acht.

Nadelen

Nadelen doen zich vooral voor in situaties waarbij de pleegzorgaanbieder geen begeleiding meer biedt en er alleen nog een pleegoudervoogdijcontract is in verband met de betaling.

  • De gecertificeerde instelling is niet meer als professionele en onafhankelijke instantie betrokken om de oudercontacten te bewaken en te begeleiden. Een voorwaarde voor pleegoudervoogdij is vaak dat het contact tussen ouders en pleegouders zonder bemiddeling kan worden geregeld. Het risico bestaat echter dat de relatie tussen ouders en pleegouders in een later stadium toch verstoord raakt. Ouders kunnen de voogdij door pleegouders opvatten als een ontkenning van hun ouderschap. Het ligt vaak minder gevoelig als de voogdij bij de gecertificeerde instelling ligt.
  • Als de ouders een juridische procedure beginnen, bijvoorbeeld een verzoek om herstel van hun gezag of uitbreiding van de omgangsregeling, komen ouders en pleegouders bij de kinderrechter tegenover elkaar te staan. Dat doet de onderlinge verhoudingen doorgaans geen goed.
  • Als het pleegoudercontract vóór het 18e jaar wordt beëindigd, zijn pleegouders met voogdij onderhoudsplichtig. Dit kan gebeuren als het pleegkind vanwege ontwikkelingsproblemen niet in het pleeggezin kan blijven wonen en in een instelling wordt opgenomen. De ex-pleegouders zijn dan verantwoordelijk voor de kosten van hun voormalig pleegkind omdat zij gezamenlijk de voogdij uitvoeren maar geen pleegouders meer zijn. Dit probleem doet zich niet voor als slechts een pleegouder de voogdij uitoefent, omdat zo'n eenhoofdige voogd niet onderhoudsplichtig is.

Bij een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel is het is de taak van de gecertificeerde instelling om de belangen van het pleegkind te behartigen op de zitting bij de kinderrechter. Als pleegouders gerede twijfel hebben over die belangenbehartiging of het niet eens zijn met de besluitvorming over bijvoorbeeld de omgangsregeling of de beëindiging van de plaatsing, is het raadzaam om naar de zitting te gaan.

Pleegouders zijn niet verplicht om op de zitting van de kinderrechter te verschijnen, ook niet als zij een oproep krijgen voor de zitting en de gelegenheid krijgen om door de rechter te worden gehoord.

Wanneer pleegouders zelf een verzoek hebben ingediend bij de kinderrechter, is het raadzaam om naar de zitting te gaan. Is een verzoek aan de kinderrechter ingediend door de ouders of de gecertificeerde instelling, dan hangt het van de omstandigheden af of het raadzaam is te gaan. Het kan verstandig zijn om te gaan als pleegouders het niet eens zijn met de besluiten van de gecertificeerde instelling. Zij hebben dan de gelegenheid om de kinderrechter te informeren. Dat kunnen ze overigens ook schriftelijk doen, per brief.

Het is ook mogelijk dat het standpunt van de pleegouders in de rapportage van de pleegzorgaanbieder wordt verwerkt. De gecertificeerde instelling stuurt deze rapportage echter niet altijd in haar geheel naar de kinderrechter. De pleegzorgaanbieder kan er daarom voor kiezen om de pleegzorgrapportage rechtstreeks aan de kinderrechter te versturen.

De gecertificeerde instelling moet in het plan van aanpak bij de ondertoezichtstelling of voogdij de mening van de pleegouders over het plan opnemen. Als de pleegouders vinden dat hun reactie op het plan van aanpak niet goed in het plan is verwerkt, kan dat ook een reden zijn om naar de zitting te gaan.

Als de pleegouders van mening zijn dat hun standpunt niet goed is verwerkt in de rapportage van de gecertificeerde instelling, kan dat ook aanleiding zijn om naar de zitting te gaan.

In sommige gevallen is schriftelijke informatie over het standpunt van de pleegouders niet genoeg en is aanwezigheid op de zitting krachtiger en effectiever. Pleegouders kunnen dan immers ook reageren op de standpunten van de andere partijen.

Naar de zitting als belanghebbende of als informant

Pleegouders die een jaar of langer voor het pleegkind zorgen, krijgen een uitnodiging om als 'belanghebbende' op de zitting te worden gehoord.

Pleegouders die korter dan een jaar voor het kind zorgen, kunnen de kinderrechter verzoeken om als 'informant' op de zitting gehoord te worden. De pleegouders krijgen dan geen afschrift van de aan de rechtbank verzonden stukken. Als de rechter hen als informant aanmerkt, mogen ze de rechter ter zitting informeren over het pleegkind of hun standpunt.

De kinderrechter beslist wie als belanghebbende wordt aangemerkt en wie als informant ter zitting wordt gehoord. Bij het verzoek aan de kinderrechter moet de verzoekende partij - meestal de gecertificeerde instelling - een lijst van belanghebbenden opnemen. Op deze lijst kan de gecertificeerde instelling ook aan de rechter voorstellen wie er als informant moet worden uitgenodigd. De kinderrechter beslist uiteindelijk.

Pleegouders die vinden dat zij ten onrechte niet als belanghebbende of informant zijn vermeld op de lijst kunnen zich voorafgaand aan de zitting schriftelijk tot de kinderrechter wenden en vragen om als belanghebbende of informant te worden gehoord.

Een overzicht van voor- en nadelen van aanwezig zijn op de zitting vind je bij vraag 5.

Bij een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel is het is de taak van de gecertificeerde instelling om de belangen van het pleegkind te behartigen op de zitting bij de kinderrechter. Als de pleegzorgaanbieder of -begeleider gerede twijfel heeft over die belangenbehartiging of het niet eens is met de besluitvorming over bijvoorbeeld de omgangsregeling of de beëindiging van de plaatsing, is het raadzaam om naar de zitting te gaan.

De pleegzorgaanbieder en de -begeleider vallen niet onder de wettelijke definitie van 'belanghebbende'. De pleegzorgaanbieder of de -begeleider ontvangt dus ook geen uitnodiging voor de zitting van de kinderrechter. De pleegzorgbegeleider moet bij de gecertificeerde instelling of bij de rechtbank informeren of, en zo ja wanneer, de zitting over het pleegkind plaatsvindt.

De gecertificeerde instelling stuurt de rapportage van de pleegzorgaanbieder over het pleegkind naar de kinderrechter, vaak verwerkt in haar eigen rapportage. De pleegzorgaanbieder kan ervoor kiezen om de eigen rapportage rechtstreeks naar de kinderrechter te versturen. Daarbij kan de pleegzorgaanbieder de kinderrechter verzoeken om als informant te worden aangemerkt.

Daarnaast kan de gecertificeerde instelling de pleegzorgaanbieder als informant opnemen op de lijst van belanghebbenden die standaard als onderdeel van het verzoekschrift wordt meegezonden aan de kinderrechter.

Als de zorgaanbieder met de gecertificeerde instelling van mening verschilt, kan het raadzaam zijn als informant naar de zitting van de kinderrechter te gaan. De pleegzorgaanbieder kan ter zitting zijn standpunt uiteen zetten en indien nodig de tegenargumenten aandragen.

Een overzicht van voor- en nadelen van aanwezig zijn op de zitting vind je bij vraag 5.

Voordelen van aanwezigheid op de zitting

  • De aanwezige pleegouder of -aanbieder blijft op de hoogte van het verloop van de juridische procedure. Wordt de machtiging tot uithuisplaatsing bijvoorbeeld verlengd voor de maximale periode of niet? Krijgt de gecertificeerde instelling van de kinderrechter opdracht te onderzoeken of het pleegkind naar huis kan?
  • Pleegouders en pleegzorgaanbieders kunnen tegenwicht bieden als zij een andere visie hebben op het belang van het kind dan de gecertificeerde instelling.

Nadelen van aanwezigheid op de zitting

  • Als er een juridische strijd speelt, kunnen pleegouders daarbij betrokken raken. Ook kunnen zij tegenover de ouders komen te staan.
  • Als pleegouders het tijdens de zitting niet eens zijn met de visie of informatie van een van de andere partijen, kunnen zij zich genoodzaakt voelen om informatie aan te vullen of te verbeteren. Dat kan hun relatie met die partij, bijvoorbeeld de gecertificeerde instelling, onder druk zetten.

Als er een geschil bestaat over de uitvoering van de ondertoezichtstelling kan dat aan de kinderrechter worden voorgelegd. De volgende partijen zijn bevoegd om een geschil voor te leggen aan de kinderrechter:

  • ouders met gezag
  • pleegkinderen vanaf 12 jaar
  • pleegouders
  • de pleegzorgaanbieder
  • de gecertificeerde instelling

Een geschil van de pleegouders of de pleegzorgaanbieder met de gecertificeerde instelling kan bijvoorbeeld gaan over de omgangsregeling tussen pleegkind en ouders. Aanleiding voor het indienen van een geschil door de gecertificeerde instelling kan bijvoorbeeld zijn dat ouders met gezag weigeren toestemming te geven voor een vakantie van het pleegkind met de pleegouders.

De gecertificeerde instelling kan zelf een geschil voorleggen aan de kinderrechter. Alle andere partijen moeten daarvoor een advocaat inschakelen.

Het blokkaderecht is het recht van de pleegouders om beëindiging van de pleeggezinplaatsing te blokkeren. Er gelden drie voorwaarden:

  • Het kind woont een jaar of langer in het pleeggezin.
  • Er is sprake van een vrijwillige pleeggezinplaatsing of een plaatsing in het kader van voogdij. Bij een ondertoezichtstelling is er geen blokkaderecht.
  • Degene die de plaatsing wil beëindigen is een ouder met gezag of een voogd (veelal de gecertificeerde instelling).

Een ouder met gezag of een voogd mag een pleegkind niet uit het pleeggezin halen als de pleegouders zich op het blokkaderecht beroepen. De blokkade geldt in ieder geval totdat de rechter heeft besloten waar het kind thuishoort.

Er gelden geen vormvoorschriften voor het blokkaderecht, maar het is verstandig om de 'blokkade' schriftelijk te bevestigen aan de ouder met gezag of voogd.

De ouder of voogd kan de kinderrechter verzoeken het blokkaderecht te doorbreken en toestemming te geven om de verblijfplaats van het kind te wijzigen. Als de rechter dat doet, zijn de pleegouders verplicht om het pleegkind af te geven aan de ouder of voogd. Een afwijzing van het verzoek geldt maximaal voor zes maanden. Gedurende deze periode blijft het pleegkind bij de pleegouders en kunnen de pleegouders de rechter vragen om het ouderlijk gezag te beëindigen of de voogd uit de voogdij te zetten. Vervolgens kunnen de pleegouders zelf om de voogdij verzoeken.

Het is belangrijk dat de pleegzorgaanbieder pleegouders wijst op het blokkaderecht als dat voor hen geldt. De pleegzorgaanbieder kan het blokkaderecht van de pleegouders ondersteunen. Bijvoorbeeld door de ouder met gezag of de voogd schriftelijk te laten weten dat de pleegzorgaanbieder het eens is met het beroep van de pleegouders op het blokkaderecht.

Bij een vrijwillige pleeggezinplaatsing stellen de pleegouders en de ouders onderling een omgangsregeling vast. De pleegzorgaanbieder kan helpen bij het maken van afspraken of het regelen van een ontmoetingsplek als ouders en pleegouders ver van elkaar wonen.

In het gedwongen kader, als de kinderrechter een ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing of een voogdijmaatregel heeft uitgesproken, is dat anders. De uithuisplaatsing betekent immers een beperking van de contacten tussen de ouders en het kind. Een kind heeft echter recht op contact met de ouders en met anderen met wie het een nauwe persoonlijke betrekking had, ook al is het door een rechterlijke beslissing van hen gescheiden. Ook de ouders hebben doorgaans recht op omgang. De omgangsregeling wordt door de gecertificeerde instelling bepaald en vastgelegd, na overleg met de ouders en de pleegouders.

De pleegouders zijn verplicht om mee te werken aan deze omgang tussen het kind en de ouders. Zij kunnen niet eenzijdig beslissen dat het contact tussen kind en ouders niet doorgaat. Als zij vinden dat de vastgestelde omgangsregeling niet in het belang is van een kind met een ondertoezichtstelling, kunnen zij het geschil voorleggen aan de kinderrechter. Hetzelfde geldt voor de zorgaanbieder. Is het kind geplaatst op grond van een voogdijmaatregel, dan kunnen de pleegouders de rechter vragen een bijzonder curator te benoemen.

Medewerking verlenen aan omgang tussen het kind en de ouders of anderen met wie het kind een gezinsleven had, betekent niet dat de pleegouders verplicht zijn om het kind te brengen en halen. Afspraken daarover moeten in onderling overleg worden vastgesteld.

Het recht op omgang wordt alleen ontzegd bij hoge uitzondering, en dan vaak tijdelijk. Het komt bijvoorbeeld voor na ernstige verwaarlozing, misbruik of mishandeling. Als de omgang het kind niet schaadt wordt in zo'n geval vaak omgang onder begeleiding georganiseerd.

In het pleegzorgcontract staat vaak dat de pleegouders moeten meewerken aan de omgangsregeling. In ieder geval valt hieronder dat het kind op het tijdstip van de omgang beschikbaar is, dat het geschikte kleding aanheeft en dat het de juiste spullen bij zich heeft.

In zaken die betrekking hebben op het kind, zoals de omgang en het gezag, is de hoofdregel dat de kinderrechter kinderen van 12 jaar en ouder uitnodigt om op de zitting hun mening te geven. Het kind wordt door de rechter 'gehoord'. Kinderen zijn niet verplicht om voor de kinderrechter te verschijnen; ze kunnen de rechter ook een brief schrijven.

Als een kind van 12 jaar of ouder niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, bijvoorbeeld door een handicap of een laag IQ, kan de rechter ervan afzien om het kind te horen.

Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen door de rechter worden gehoord, maar worden nog niet door de rechter 'opgeroepen' voor de zitting. Kinderen tot 12 jaar die door de rechter gehoord willen worden, moet de rechter aanschrijven en uitleggen waarom ze op de zitting aanwezig willen zijn. De rechter moet in die gevallen overtuigd zijn dat de kinderen in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen. Zij moeten goed in staat zijn om hun mening te vormen.

Formeel naar de rechter

Het kind van 12 jaar en ouder kan zich met een verzoek tot de kinderrechter richten in de volgende gevallen:

  • Er is een ondertoezichtstelling en er is een geschil over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. In zo'n geval moet het kind een advocaat inschakelen. (zie de vraag over geschillenregeling).
  • Er is een ondertoezichtstelling en het kind wil dat de machtiging tot uithuisplaatsing tussentijds wordt beëindigd of beperkt. Hierbij is geen advocaat nodig.

Informeel naar de rechter

Informeel naar de kinderrechter betekent dat het kind de rechter om een gesprek vraagt. Bijvoorbeeld omdat het kind een verandering wil met betrekking tot het ouderlijk gezag of de omgang met een broer of zus in een ander pleeggezin. De rechter kan ambtshalve - dat wil zeggen zonder dat er een verzoek is ingediend - een beslissing nemen over het gezag of de omgang.

Wanneer de belangen van het pleegkind met betrekking tot de verzorging, de opvoeding of het vermogen botsen met de belangen van de ouders met gezag of de voogd, kan de kinderrechter een bijzondere curator benoemen. Alleen bij wezenlijke problemen wordt een bijzondere curator benoemd, bijvoorbeeld wanneer er een conflict is over de schoolkeuze, de verblijfplaats van het kind of het nakomen van de onderhoudsverplichting.

Wie kan als bijzondere curator worden benoemd?

De hoofdregel is dat iedere volwassene die niet onder curatele staat kan worden benoemd tot bijzondere curator voor het kind. Als er een juridische procedure moet worden gevoerd, zal de rechter vaak een advocaat benoemen. Is er een bepaalde deskundigheid vereist in een conflict over de verzorging of opvoeding, dan kan een pedagoog of psycholoog worden benoemd.

Wie kan vragen om een bijzondere curator?

Belanghebbenden kunnen de kinderrechter vragen om een bijzondere curator te benoemen. De rechter kan ook ambtshalve - op eigen initiatief - een curator benoemen.

Om als belanghebbende aangemerkt te worden, moet een betrokkene rechtstreeks in zijn verplichtingen worden geraakt. Dat kan bijvoorbeeld gelden voor pleegouders bij een dreigende overplaatsing. Het kind is altijd belanghebbende en kan daarom zonder vertegenwoordiging door een gezaghebbende ouder of voogd een verzoekschrift indienen of zich informeel tot de rechter wenden. Kinderen kunnen de rechter bijvoorbeeld in een brief uitleggen waarom hun belang botst met dat van de ouders met gezag of de voogd. Zo'n brief kan voor de rechter aanleiding zijn om ambtshalve een curator te benoemen. Niet-belanghebbenden kunnen zich niet formeel tot de rechter wenden, maar wel informeel via een brief.

Met of zonder advocaat?

In de wet staat niet duidelijk of een verzoek om een bijzondere curator door een advocaat moet worden ingediend of dat belanghebbenden de rechter zonder advocaat kunnen benaderen. Omdat het uitgangspunt van de wetgever was dat de benoemingsprocedure voor een curator laagdrempelig moet zijn, mag ervan worden uitgegaan dat een verzoek zonder advocaat kan worden ingediend. In de praktijk blijkt overigens dat rechters hier verschillend mee omgaan.

Voor belangentegenstellingen van financiële aard is de wet wel duidelijk: een verzoek tot benoeming van een curator kan zonder advocaat worden ingediend.

Foto Hoda Yamani

Hoda Yamani

medewerker inhoud