Pleegzorgtraject

Iedere pleegzorgsituatie is uniek. Toch komt een aantal fasen vaak voor in een pleegzorgtraject. Het model hieronder beschrijft deze fasen in grote lijnen.

Verleningsbeschikking en informatie

Voor formele pleegzorg is altijd toestemming nodig van de gemeente, omdat zij de plaatsing financiert. De gemeente verleent die toestemming door middel van een zogenaamde verleningsbeschikking. Bij onvrijwillige pleegzorg is er een jeugdbeschermingsmaatregel: een ondertoezichtstelling of een voogdijmaatregel. De gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming vraagt een 'machtiging uithuisplaatsing' aan bij de kinderrechter.

Voorafgaand aan een verleningsbeschikking voor pleegzorg kan een wijkteam of een gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming een beroep doen op een pleegzorgaanbieder om ouders te informeren over de procedure en mogelijkheden van pleegzorg. Bij netwerkplaatsingen verblijft het kind vaak al in het pleeggezin, namelijk bij familie of kennissen.

Keuze pleeggezin

Pleegouders worden in eerste instantie in het sociale netwerk van het pleegkind en de ouders gezocht. Als het kind niet door familie of kennissen verzorgd kan worden, zoekt de pleegzorgaanbieder een geschikt pleeggezin dat zich bij deze instelling heeft aangemeld. Na de verleningsbeschikking vindt in dat geval de matching, voorbereiding en plaatsing plaats.

Start hulpverleningsvariant

Bij aanvang van de plaatsing organiseert de pleegzorgaanbieder een startbijeenkomst met het zorgteam. Het doel is om met alle direct betrokkenen het doel en de duur van de plaatsing te bepalen. Zij stellen het eerste hulpverleningsplan op, waarin de doelen en afspraken geformuleerd staan.

In het zorgteam zitten in principe de ouders, het kind - indien ouder dan 12 jaar -, de pleegouders, de hulpverlener uit het wijkteam of gezinsvoogd, de pleegzorgbegeleider en eventueel andere belangrijke betrokkenen, zoals een familielid of iemand van school.

Het zorgteam maakt afspraken over de hulp die noodzakelijk is voor de verzorging en de opvoeding van het kind. De teamleden zijn samen verantwoordelijk voor de gemaakte afspraken en het gemaakte plan.

Het traject van de 'hulpverleningsvariant' is gericht op intensieve hulpverlening en terugkeer van het kind in het gezin. Tijdens dit traject komt het zorgteam regelmatig bijeen om te bespreken of de gemaakte afspraken en doelen zijn gehaald en wat de vervolgafspraken en doelen zijn. Dit wordt vastgelegd in het hulpverleningsplan. De hulpverlening is afhankelijk van het kind en de behoefte van de ouders. Net zo belangrijk hierbij is de hulpverleningsgeschiedenis: hoe hebben de ouders en het kind de geboden hulp ervaren?

Opvoedingsbesluit

Na een half jaar intensief werken in de 'hulpverleningsvariant' wordt duidelijk of een kind weer terug kan naar huis of niet. Met de ouders, het kind - indien ouder dan 12 jaar -, pleegouders, casemanager en pleegzorgbegeleider wordt na een half jaar een opvoedingsbesluit genomen. Het opvoedingsbesluit is een formeel moment waarop besloten wordt wie de dagelijkse opvoeding en verzorging van het kind gaat uitvoeren. Als een kind op basis van een kinderbeschermingsmaatregel is geplaatst, toetst de rechter het opvoedingsbesluit. Het is mogelijk om het kind langdurig bij een pleeggezin te plaatsen, terug te laten gaan naar huis of andere zorg in te zetten. Het opvoedingsbesluit biedt duidelijkheid aan alle partijen, met name aan de ouders.

Als ouders en kinderen al een intensief hulpverleningstraject hebben doorlopen en is vastgesteld dat het kind niet langer bij het gezin kan blijven wonen, kan men direct kiezen voor de 'opvoedingsvariant' van pleegzorg. In die situatie komt het zorgteam minder frequent bijeen. Een pleeggezin voedt het kind langdurig op. Het zorgteam komt in ieder geval bijeen bij de evaluatie of op verzoek van een van de betrokkenen.

  • Breg, A., M. de Baat, M. de Lange, G. Albrecht, W, Daamen (2017). Pleegzorg begeleiden is een vak! Duivendrecht/Utrecht, PI research/Nederlands Jeugdinstituut.
Foto Hoda Yamani

Hoda Yamani

medewerker inhoud