15 vragen en antwoorden over mediaopvoeding

Mediaopvoeding is onderdeel van de dagelijkse opvoeding door ouders of verzorgers. Het omvat alle bewuste en onbewuste handelingen waarmee ouders ervoor zorgen dat hun kinderen media uiteindelijk zelfstandig kunnen gebruiken.

Dat betekent dat kinderen:

  • hun tijdsbesteding met media zelf in de gaten kunnen houden.
  • informatie die ze in de media tegenkomen begrijpen. Ze doorzien wat waar, onwaar en waardevol is.
  • zelf respectvol informatie kunnen uitdragen via de media en weten hoe media invloed kunnen uitoefenen.

Opvoeders passen verschillende vormen van mediaopvoeding toe, zoals strikte regels handhaven, kinderen uitleg geven, samen media gebruiken en in de gaten houden wat kinderen doen. Ouders bepalen ook welke media-apparaten er in huis komen en of kinderen eigen media mogen hebben. Mediaopvoeding gaat niet alleen over audiovisuele media zoals internet en televisie, maar ook over radio en printmedia.

Mediaopvoeding hangt nauw samen met 'mediawijsheid', een term die de Raad voor Cultuur in 2005 heeft geïntroduceerd. De Raad bedoelt daarmee: 'Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteiten waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld'.

Goed onderzoek naar de tijd die kinderen in Nederland aan media besteden is schaars. Wel weten we dat kinderen en jongeren veel tijd doorbrengen met media en steeds meer een eigen televisietoestel, computer, laptop, tablet of smartphone hebben.

Zo weten we dat:

  • Tablets een enorm snelle groei doormaken; in 2017 had 85 procent van de gezinnen met jonge kinderen er eentje in huis.
  • Peuters op een doorsnee dag ruim een uur televisie kijken en een half uur besteden aan een touchscreen.
  • Kinderen van circa zeven jaar circa twee en een half uur per dag doorbrengen met televisie, touchscreens en game consoles.
  • Middelbare school kinderen gemiddeld zo'n vier uur per dag door brengen met televisie kijken, gamen, internetten of communiceren via hun smartphone. 
  • Kinderen, zowel jongere als oudere, gemiddeld ongeveer een half uur per dag besteden aan lezen.

Kinderen die onvoldoende begeleiding bij het mediagebruik krijgen, lopen meer risico.

Kinderen kunnen moeite hebben hun besteding van tijd onder controle te houden. Te veel tijd besteed aan media, gaat ten koste van andere activiteiten, zoals spelen, sporten, sociale contacten onderhouden, huiswerk maken, lezen en fantaseren, en slapen.

Kinderen kunnen zaken in de media tegenkomen waar zij emotioneel of cognitief nog niet aan toe zijn. Daardoor kunnen ze ongewenst gedrag vertonen, verkeerde denkbeelden krijgen, of emotioneel overbelast raken. Onderzoek wijst op:

  • psychosociale problemen, zoals depressie, minder sociale vaardigheden, materialisme
  • leerproblemen, zoals slechtere schoolprestaties
  • gezondheidsproblemen, zoals overgewicht, slaapproblemen, lichamelijke aandoeningen
  • gedragsproblemen, zoals agressie, ADHD, te vroeg seksueel actief, scherm-verslaving

Lang niet alle kinderen zijn handig in het omgaan met de media, waardoor risico's ontstaan. Ze zijn bijvoorbeeld te jong om de inhoud van een game, verhaal, of film goed te begrijpen of overzien de consequenties van hun eigen gedrag niet altijd. Ook kunnen ze te impulsief zijn, of ze zijn nog niet groot genoeg om een muis of toetsenbord goed te bedienen.

Ook zijn er kinderen met een lichamelijke of cognitieve beperking die hen hindert in een goede omgang met de media. In het algemeen geldt dat jonge kinderen meer risico's lopen dan oudere kinderen. Maar bij elke fase in het opgroeien, als kinderen nieuwe uitdagingen zien in de media, zijn er nieuwe risico's.

Kinderen zijn zeer gemotiveerd om media te gebruiken. Al van jongs af aan trekken beeldschermen als een magneet. Kinderen gebruiken media net als volwassenen graag voor verschillende redenen: zichzelf vermaken, informatie opdoen en kennis met anderen uitwisselen.

Onderzoek laat zien dat jonge kinderen veel kunnen leren van educatieve programma's zoals Sesamstraat of Dora. Zelfs na 10 jaar kunnen dit soort programma's nog profijt bieden voor schoolprestaties.

Jongeren profiteren van sociale media. Ze kunnen experimenteren met sociale omgang in hun vriendengroep en versterken daarmee hun zelfbeeld. Media kunnen ook interessante rolmodellen bieden waar kinderen zich aan spiegelen en hun identiteit ontwikkelen.

Uit onderzoek blijkt dat het zinvol is kinderen bewust en veilig met media op te voeden.

Kinderen hebben vooral baat bij een actieve betrokkenheid van hun ouders. Daarmee bedoelen we dat ouders vragen stellen aan hun kinderen, duidelijke waarden en normen uitdragen en luisteren naar hen. Dat helpt bij het ontwikkelen van een kritische houding en zelf verantwoording kunnen nemen.

Daarnaast hebben kinderen ook behoefte aan duidelijke regels en afspraken, zodat ze weten wat kan en wat niet. Dat geldt niet alleen voor jonge kinderen, maar ook voor pubers en adolescenten.

Media samen delen met ouders helpt bij het ontwikkelen van smaak of het leren beheersen van emoties zoals angst. De onderwerpen moeten daarbij wel passen bij het ontwikkelingsniveau van het kind.

Ouders doen er goed aan ook hun eigen mediagebruik in de gaten te houden. Gewild of ongewild zijn ouders altijd een voorbeeld voor hun kinderen. 

Ouders begeleiden het mediagedrag van jonge kinderen beduidend vaker dan het mediagebruik van pubers of adolescenten. Dat geldt zowel voor laag- als voor hoogopgeleide gezinnen.

Peuters en kleuters

Bij peuters en kleuters doen ouders vooral aan supervisie en gezamenlijk mediagebruik. Ouders doen dan veel aan voorlezen of samen kijken en educatieve spelletjes spelen op de laptop of tablet.

Vanaf ongeveer 7 jaar

Ouders stoppen gaandeweg met de supervisie en het gezamenlijk gebruik van media. Daar staat tegenover dat ouders meer regels stellen en vaker met de kinderen over veilig mediagebruik praten. 

Vanaf ongeveer 10 jaar

Op deze leeftijd zijn kinderen meer competent in het zelfstandig gebruik van media. Veel kinderen krijgen hun eigen eerste telefoon. Ze raken meer geïnteresseerd in sociale media of in films, series en games met volwassen thema's als geweld, seks en alcohol. Ouders wijzen hierdoor nog meer op de risico's en verbieden bepaalde media en onderwerpen als dit nodig is.

Vanaf ongeveer 12 jaar

Kinderen gaan nu naar de middelbare school. Ze hebben hun eigen laptop en smartphone, maar ouders bemoeien zich nog wel met het gebruik. Kinderen moeten hun smartphone bijvoorbeeld inleveren voor het slapen gaan. Kinderen gaan nu vaker met hun vrienden uit en naar de bioscoop.

Vanaf ongeveer 15 jaar

Ouders hebben het vanaf deze leeftijd minder vaak over mediagebruik en stellen nog nauwelijks regels. De meeste kinderen kiezen nu helemaal zelf hun games, bepalen zelf met wie ze contact hebben en welke sites ze bezoeken.

Wanneer de ontwikkeling van kinderen afwijkt van het gangbare patroon, bijvoorbeeld vanwege verstandelijke beperkingen, passen ouders hun mediaopvoeding aan. Ze moeten zich dan bijvoorbeeld meer en langduriger met het mediagebruik van het kind bemoeien of vaker restricties stellen.

Mediaopvoeding door ouders en andere opvoeders helpt de mediawijsheid bij kinderen te bevorderen. Ouders moeten dan zelf ook wel voldoende mediawijs zijn. Zoals onderstaand filmpje van Mediawijzer.net laat zien, kan het voor ouders en hun kinderen wel een uitdaging zijn om zelf de regie over het mediagebruik te houden.

Bekijk de video van Mediawijzer.net.

Het is goed als ouders actief inspelen op het mediagedrag van hun kinderen.

Dit kunnen ze doen door kennis, meningen en gevoelens hardop uit te spreken en kinderen te helpen programma's beter te begrijpen en verwerken.

Kritisch commentaar helpt kinderen om zelf ook kritischer naar televisieprogramma's, reclames, games of websites te kijken. Ze zijn bijvoorbeeld minder angstig bij echt en gespeeld geweld, zeuren minder om producten uit reclame of gaan minder snel akkoord met extreem seksueel gedrag.

Samen lezen, films of televisie kijken, internetten en gamen is gezellig en vooral bij jonge kinderen ook nuttig:

  • Kinderen voelen zich, bijvoorbeeld bij spannende beelden, meer op hun gemak met een volwassene in de buurt. De volwassene biedt hen geborgenheid, troost of geruststelling.
  • Kinderen zijn meer geconcentreerd op de inhoud, waardoor ze meer leren.
  • Kinderen pikken ook non-verbale communicatie van hun ouders op bij het interpreteren van media. Bijvoorbeeld als ouders blij zijn bij een spelshow of juist gespannen bij nieuws.
  • Kinderen leren meer bewuste keuzes te maken voor onderhoudende of educatieve mediaproducties.
  • Ouders krijgen een goed beeld van wat hun kinderen in de media tegenkomen en hoe ze daar mee omgaan.

Samen kijken, gamen of internetten kan ook contraproductief zijn. Dit kan het geval zijn als kinderen met hun ouders media benutten waar ze nog te jong voor zijn. Bij geweld kunnen ze bijvoorbeeld denken dat het goed is om te vechten, als hun ouders daar niets van zeggen. Bij enge beelden kunnen ze bang worden.

Restrictieve begeleiding is effectief bij het tegengaan van negatieve effecten van de media. Door heldere en consequente afspraken te maken over hoe lang, wanneer en welke media:

  • leren kinderen dat andere bezigheden zoals slapen, huiswerk maken, spelen, muziek maken en bewegen ook belangrijk zijn. De gezondheid en het welbevinden gaan hierdoor vooruit.
  • gaan kinderen accepteren dat niet alle media voor hen geschikt zijn.
  • hebben kinderen minder ervaring met vervelende contacten via e-mail, chatsites of ander sociale media.
  • gedragen kinderen zich socialer en minder gewelddadig. Ze zijn minder angstig en minder positief over mediageweld.
  • hebben kinderen minder vroeg ervaring met seks en met ongewenste gevolgen zoals soa's en tienerzwangerschap.

Tegelijkertijd kan restrictieve begeleiding ook contraproductief zijn. Bijvoorbeeld als ouders heel erg strikt zijn, de regels niet consequent hanteren of het gesprek uit de weg gaan:

  • Door te strenge regels kunnen kinderen juist meer geïnteresseerd raken in de 'verboden vruchten'.
  • Kinderen weghouden van ernstig nieuws en er niet over praten kan juist angst of de interesse versterken, omdat kinderen ook via andere kanalen erover horen.

De kansen van de media zijn voor kinderen met een beperking niet anders dan voor andere kinderen. Het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen met een beperking vraagt wel meer investering. Zo kunnen ook deze kinderen informatie tot zich nemen, contact met anderen onderhouden en zichzelf vermaken, onder voorwaarde dat zij passende mediaproducten met de juiste ondersteuning krijgen.

Tegelijk zijn kinderen met een beperking extra kwetsbaar, waardoor de risico's van mediagebruik groter zijn. Door hun beperkte cognitieve ontwikkeling hebben kinderen meer moeite om uit zichzelf gevaar af te wenden. Of om voor zichzelf grenzen en regels te stellen. Ouders en mede-opvoeders hebben dan de taak hun mediaopvoeding te intensiveren en op maat toe te passen.

Ouders hebben een belangrijke invloed op het mediagebruik van kinderen en dat hangt sterk samen met hoe ouders over media denken. Ouders die bezorgd zijn over de risico's van media doen meer aan mediaopvoeding. Zij treden vooral restrictief op en nemen voorzorgsmaatregelen. Daarnaast praten bezorgde ouders vaker met hun kinderen over tv-programma's, games en websites. Zij wijzen op wat er goed of slecht is, wat de risico's voor kinderen kunnen zijn, en geven vaker uitleg.

Ouders of verzorgers met een meer positieve kijk op media, gebruiken die media vaker samen met de kinderen. Zij kijken, lezen, gamen, of internetten meer samen ter ontspanning en vermaak. Positief ingestelde opvoeders praten ook vaker met hun kinderen over de media. Ouders benadrukken dan de educatieve mogelijkheden of helpen hun kinderen media verstandig te gebruiken.

Mediaopvoeding is voor kinderen van belang, omdat het hen helpt bewust om te gaan met het enorme aanbod van mediaproducten. Mediaopvoeding thuis is belangrijker dan lessen in mediawijsheid of digitale vaardigheden op school. Enerzijds omdat ouders daar al mee kunnen beginnen voor kinderen naar school gaan. Anderzijds omdat het voorbeeld van ouders op de lange duur meer bijdraagt aan de vorming van een kind.

Selectief kiezen voor bepaalde tv-programma's, films of games en een gerichte interesse van de opvoeder voor wat kinderen op internet doen, zorgt er ook voor dat kinderen meer positieve invloeden van de media ondervinden. Kinderen leren daardoor meer van de media waarmee ze zich vermaken.

Kinderen zeggen vaak dat hun ouders niet zo vaak aan mediaopvoeding doen, terwijl hun ouders dat anders inschatten. Wellicht onderschatten kinderen hun ouders. Mogelijk ook proberen ouders zich in onderzoek beter voor te doen dan ze zijn. Maar het kan ook zijn dat ouders hun opvoedingsgedrag beter dan kinderen kunnen inschatten.

Ouders hebben een beter beeld van waarom ze opvoeden en waartoe het moet leiden dan kinderen. Voor hen is praten over het gebruik van mobieltjes, televisie, internet, de krant, of games, of samen kijken, gamen of surfen niet altijd herkenbaar als een bewuste vorm van mediaopvoeding. Regels en afspraken herkennen kinderen doorgaans wel als een doelgerichte vorm van mediaopvoeding, omdat restricties hun gedrag direct beïnvloeden.

Foto Nick van Hummel

Nick van Hummel

adviseur en onderzoeker