Maatregelen jeugdbescherming

Als de veiligheid of ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd, kan een gezin verplichte hulp opgelegd krijgen. De kinderrechter legt dan een jeugdbeschermingsmaatregel op. Welke maatregelen kunnen dit zijn?

Ondertoezichtstelling (OTS)

De jeugdbeschermingsmaatregel die het meest wordt ingezet, is de ondertoezichtstelling (OTS). De kinderrechter kan een OTS opleggen als de veiligheid en ontwikkeling van een kind ernstig wordt bedreigd. De maatregel is er om ouders te ondersteunen en te begeleiden. De jongere komt daarmee onder toezicht te staan van een gecertificeerde instelling. Een jeugdbeschermer van de gecertificeerde instelling adviseert ouders over de opvoeding. Diegene kan ook jeugdhulp inzetten. Bij een OTS houden ouders het gezag over hun kind. Wel zijn ze verplicht om mee te werken met de adviezen en aanwijzingen van de jeugdbeschermer.

De ondertoezichtstelling is erop gericht de thuissituatie te verbeteren. Als dat niet  lukt, kan de kinderrechter als laatste middel beslissen tot een uithuisplaatsing. Er wordt dan in combinatie met een (voorlopige) ondertoezichtstelling een machtiging uithuisplaatsing uitgesproken. Op onze pagina's over uithuisplaatsing lees je meer over hoe wordt besloten tot een uithuisplaatsing. En wat er gedaan wordt om dit te voorkomen. 

Een OTS duurt een half jaar tot een jaar. Zij kan op verzoek van de gezinsvoogd met een periode van maximaal één jaar worden verlengd door de kinderrechter.

Lees meer op Rijksoverheid.nl: Wanneer wordt mijn kind onder toezicht gesteld?

Voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS)

Als een situatie met een kind dringend is, kan de kinderrechter een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) opleggen. Dit gebeurt als er niet gewacht kan worden op een normaal onderzoek en een verzoekschriftprocedure door de Raad voor de Kinderbescherming. Een VOTS is een spoedmaatregel en duurt maximaal drie maanden. In die periode onderzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de situatie. De VOTS wordt binnen drie maanden beëindigd, of kan omgezet worden in een ondertoezichtstelling. Dit kan alleen als de Raad hiervoor een verzoek heeft ingediend bij de kinderrechter.

Gezagsbeëindigende maatregel

Een vergaande maatregel is de beëindiging van het gezag van ouders. Maar het gezag van ouders kan niet zomaar worden beëindigd. De Raad voor de Kinderbescherming kan de kinderrechter verzoeken het gezag te beëindigen. Bijvoorbeeld als een ondertoezichtstelling de situatie met een kind onvoldoende heeft verbeterd. Of als er geen perspectief is dat ouders binnen een redelijke termijn hun opvoedingsverantwoordelijkheid nemen. Of als ouders de hulpverlening weigeren. Het is aan de kinderrechter om deze beslissing te nemen.

Als het ouderlijk gezag wordt beëindigd, mogen ouders geen beslissingen meer nemen over hun kind. Bijvoorbeeld beslissingen over school of medische beslissingen. Ouders hebben wel recht op informatie en contact. Maar alleen als dit veilig genoeg kan voor het kind. Het kind wordt opgevoed in een pleeggezin, gezinshuis of op een andere plek. Het gezag is in handen van iemand anders dan de ouders, namelijk een voogd. Een voogd werkt meestal bij een gecertificeerde instelling. Maar soms wordt de voogd een pleegouder of iemand uit het netwerk van het kind, een zogeheten burgervoogd.

Voogdijmaatregel

Bij voogdij wordt het gezag over een minderjarige door iemand anders uitgeoefend dan een ouder. Dit kan zijn na een gezagsbeëindigende maatregel of bij kinderen van ouders die tijdelijk geen gezag meer hebben. Het kan ook voorkomen bij kinderen van wie de ouders zijn overleden of bij kinderen met een minderjarige moeder.

Er zijn twee bijzondere vormen van voogdij: tijdelijke voogdij en voorlopige voogdij. Beide zijn tijdelijk van aard. Dit in tegenstelling tot de 'gewone' voogdij, die in principe duurt tot een kind meerderjarig is.

Tijdelijke voogdij

Er is sprake van tijdelijke voogdij als de gezaghebbende ouder het gezag tijdelijk niet zelf kan uitoefenen. Bijvoorbeeld als ouders minderjarig zijn. Of een ouder onder curatele is gesteld en er geen andere ouder is die het gezag kan uitoefenen. De tijdelijke voogdij duurt totdat de ouder het gezag heeft teruggevraagd aan de rechtbank. Voor de uitoefening van de voogdijtaken gelden grotendeels dezelfde regels als bij 'gewone' voogdij. Bij minderjarige ouders ligt het accent wel anders dan bij de andere gronden voor voogdij.

Voorlopige voogdij

Er is sprake van voorlopige voogdij (VoVo) bij een acute situatie die bedreigend is voor het kind. De voorlopige voogdij gaat vrijwel altijd samen met de schorsing van het gezag van de ouder(s). De voorlopige voogdij kan bijvoorbeeld worden toegepast bij een internationale kindontvoering. Of als niet duidelijk is wie het gezag heeft over het kind. Bijvoorbeeld bij een vondeling. De VoVo heeft een hoog crisisgehalte.

De schorsing van het gezag en de voorlopige voogdij zijn tijdelijk: maximaal drie maanden. Wordt binnen die drie maanden een verzoek door de Raad voor de Kinderbescherming ingediend om blijvend in het gezag te voorzien? Dan kan de VoVo voortduren tot er een einduitspraak is. Het verschil tussen een VoVO en een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) is dat bij een VOTS ouders het gezag behouden. En dat deze niet wordt geschorst.

Wie kan voogd zijn?

Voogdij kan worden uitgeoefend door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon.

Natuurlijk persoon

Als pleegouders, familieleden of andere burgers de voogdij op zich nemen, is er sprake van een voogd-natuurlijke persoon. Voorbeelden zijn pleegoudervoogdij en burgervoogdij.

Rechtspersoon

Voogdij kan ook worden uitgeoefend door een gecertificeerde instelling (GI). Er is dan sprake van een voogd-rechtspersoon. De raad van bestuur of het stichtingsbestuur van de GI is verantwoordelijk voor de gezagsuitoefening. De uitvoering van de voogdij wordt in handen gelegd van een jeugdbeschermer. Die wordt dan voogd genoemd. Deze voogd voedt het kind niet zelf op, maar zorgt ervoor dat anderen dit doen.

Verantwoordelijkheden voogd

De verantwoordelijkheden van de voogd zijn afgeleid van het ouderlijk gezag. De voogd is er verantwoordelijk voor dat de minderjarige goed wordt verzorgd en opgevoed, maar heeft niet de plicht dit zelf te doen.

Voor de voogdij die wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling gelden de bepalingen van de Jeugdwet. Vooral wat betreft de kwaliteit van de uitvoering en de rechten van cliënten.

Welke maatregelen van kinderbescherming zijn er? Voor kind en ouderRichtlijn Kindermishandeling: Kinderbeschermingsmaatregelen

Foto Josine Holdorp