Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen

Nederlandse wet- en regelgeving over het besluitvormingsproces in de jeugdzorg is vastgelegd in de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen en in de Jeugdwet. Beide wetten staan los van elkaar maar vullen elkaar ook aan. De Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen draait om de inhoud van de maatregelen. De Jeugdwet regelt de organisatie van het jeugdstelsel, inclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering. Als we spreken over een kind, bedoelen we kinderen en jongeren tot 18 jaar oud.

Als de ontwikkeling en veiligheid van een kind bedreigd worden, en ouders vrijwillige hulp niet of onvoldoende accepteren, kan de rechter een kinderbeschermingsmaatregel opleggen. De 'Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen' regelt de kinderbeschermingsmaatregelen. De wet is sinds 1 januari 2015 van kracht en heeft het jeugdbeschermingsrecht in het Burgerlijk Wetboek gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen in de wet zijn:

  • Rechtsgrond voor opleggen ondertoezichtstelling: De kinderrechter onderzoekt niet alleen of het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en in welke mate de ouders vrijwillige hulp accepteren. Hij moet ook toetsen of de ouders binnen afzienbare tijd weer zelfstandig het gezag kunnen voeren over hun kind.
  • Toetsende taak Raad voor de Kinderbescherming: Na twee jaar ondertoezichtstelling met uithuisplaatsing moet de Raad voor de Kinderbescherming altijd advies geven en aantonen aan de kinderrechter wat de voorkeur heeft: verlenging van de ondertoezichtstelling, of beëindiging van het gezag van de ouders.
  • Nieuwe kinderbeschermingsmaatregel: beëindiging van gezag.
    Om de kinderbeschermingsmaatregelen begrijpelijker te maken zijn de maatregelen ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag samengevoegd tot één nieuwe maatregel: beëindiging van het gezag.
  • Informatieverstrekking aan gezinsvoogd: Derden, zoals de leerkracht, de wijkagent of de psychiater van de ouder, mogen informatie over het kind of de ouders zonder toestemming (van kind en ouders) aan de gezinsvoogd geven. Dit mag zelfs als de derde een beroepsgeheim heeft. Dit is opgenomen in de wet om de gezinsvoogd gemakkelijker zicht te geven op de veiligheid van het kind.
  • Blokkaderecht van pleegouders: Het blokkaderecht houdt in dat een voogd of ouder niet zonder toestemming van de pleegouder een pleegkind kan weghalen uit een pleeggezin, als het pleegkind langer dan een jaar in het pleeggezin woont. Het blokkaderecht geldt voor vrijwillige en gedwongen uithuisplaatsingen, en voor ondertoezichtstellingen.
  • Ondertoezichtstelling voor meerdere gezinsleden: De kinderrechter mag ook de andere kinderen uit een gezin onder toezicht stellen als het verzoek tot ondertoezichtstelling niet over alle kinderen uit het gezin gaat.
  • Gedeeltelijke gezagsoverheveling: De kinderrechter kan bij een uithuisplaatsing het gezag gedeeltelijk overhevelen naar een gecertificeerde instelling (GI) voor jeugdbescherming voor specifieke situaties.
  • Aanmelden van het kind bij een school.
  • Geven van toestemming voor een medische behandeling van het kind. 
  • Aanvragen van een verblijfsvergunning voor het kind.
Esther Kooymans